Verteller Anders Bijma (1890-1977)
Terwijl vooraanstaande sprookjesonderzoekers in het naoorlogse Nederland beweerden dat sprookjes hier met de laatste verteller waren uitgestorven, bleek Anders Bijma één van de levende Friese vertellers te zijn, die de traditionele sprookjes en anecdotes nog kon vertellen. Verzamelaar Dam Jaarsma ontdekte hem, maar hierna kreeg hij ook andere verzamelaars over de vloer als Van der Molen, Keuning en Poortinga. Het idee dat volksverhalen vooral gedijen en bewaard blijven in geïsoleerde gebieden ging voor Bijma niet op, want als mollenvanger trok hij regelmatig door het land.
Als verzamelaars er naar vragen waar hij zijn verhalen vandaan heeft, is het antwoord vrijwel steevast "pake" (opa). Vergelijking met het repertoire van zuster Aaltje leert, dat de overlap aan volksverhalen bij broer en zus op ongeveer 50% ligt. Bezien we de verhalen die ze gemeen hebben, dan blijkt Aaltje vooral een doorgeefluik van de traditie te zijn, terwijl Anders een creatieve verteller is: hij zet de verhalen naar zijn hand en verandert ze naar believen. Daarmee creëert hij als het ware persoonlijke versies, die zijn leven lang niet echt meer aan verandering onderhevig waren.