Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

Bestand #3609: "VODA_009_07.mp3"

Bestand #3609: "VODA_009_07.mp3"

Beschrijving

En dan woonde d’r in de buurt van […], da was misschien wel voor ’88, een zekere vrouw van Bellen, ja d’r waren ze ook bang van. ‘T is weinig wat moeder d’r over wist, maar da’ ga ik [u] toch vertellen. Op een dag komt een jongentje van zeven, acht jaren, zoontje van vrouw de Nijs, die in dezelfde buurt woonde als vrouw van Bellen, bij de laatste langslopen. Hij ziet een mandje met rijpe, pas geplukte peren staan onder de perenboom. Ja, hoe is een kind? Hij stapt op ’t kleine erf en pakt een peer uit de mand, d’r geen erg in hebbende, dat vrouw van Bellen in de boom zit. ‘Aaaar’, roept ze, ‘kleine rakker, dat zal [je] berouwen, ge zult ziek worden en sterven.’ Onthutst, wat thuis was d’r wel eens raar gesproken over vrouw van Bellen, spuugde hij zijn eerste hap uit en werpt hard rennend de peer weg. ‘’T zal [u] niet baten,’ roept ze nog ’t ventje achterna. ‘Kom, kom’, zegt moeder als ’t hevig geschrokken ventje thuiskomt troostend, ‘trekt nou maar niet aan, ze zegt wel meer van die gekke dingen.’ Wat niet wegneemt meneer, dat de anderen dag dat ventje hartstikke ziek en moeder kapelaan Joosten d’rbij haalt en als hem ’t geval vertelt wordt, dan zegt hij ‘ja, ge moet met vrouw van Bellen oppassen, maar we zullen d’r een stokske voor steken. Gij moet zorgen dat alle gaten in [uw] huis of schuurtjen worden [inge…] van water [… weggevoerd] goed en degelijk wordt dicht gestopt, uw zoontje zal dan wel gauw genezen. ‘K zal vragen of morgen de dokter eens komt zien. Maar nee, meneer, de dokter heeft d’r niet veel meer aan kunnen doen, den andere avond al stierf dat jongetje.