Bestand #3623: "VODA_009_20.mp3"
Beschrijving
Volgende da’ ‘k ga vertellen da’s zogeheten een spookverhaal, dat ik zelf meegemaakt heb. Het is nog niet zo lang geleden, hoogstens dertig jaar, ’t was op Graauw daar woonde een nichtje van mij die mij die van [Langsweerd] afkomstig was. Ginge we een keer bezoeken want er een tweede jongen da’ was ik peter over en hij lag daar toen ik daar kwam in zijn wiegsken, was nog maar ‘n half jaar oud. ‘Hoe is ’t met mijne pet?’ vraag ik hur. ‘Och,’ zegt ze, ‘da’s niet zo best. Ga kijk maar eens in ’t wiegske dan zult ge het zelf zien. Groeit niet, bloeit niet. De mensen hier in de buurt zegge dat ’t betoverd is.’ ‘Maar meisken,’ zeg ik, ‘hoe is ’t mogelijk da’ ge zulke dingen geloofd? Dat bestaat toch nie, da’ weet je nou toch ook wel?’ Nou war er eens een bakerij en ge weet nu dat ’t gaat op een dorp meneer da’s binnenkomen, ‘n bakse koffie met een kletspraatje d’rbij. Da’ was althans in die tijd een gewoonte. ‘Ja, ga gij gemakkelijk praten,’ zegt mijn nichtje, ‘maar ouwe vrouwkes die hier dikwijls komen, hebben mij gezegd dat ’t zo is en ze hebben mij gewaarschuwd voor den oud vrouwken hier uit Grauw die ’t kind wel eens over z’n bolleke strijkt als ze binnenkomt. Ik durf haar de laatste tijd nie’ meer binnen laten, maar ja, kwaad is waarschijnlijk al geschiedt. Op aanraden van de ouwe vrouwkes die mij gewaarschuwd hebben, ga ‘k zijn kleerkes naar Sluiskil sturen, naar de pater om ze te laten belezen, misschien dat dat helpt hebben ze mij gezegd. ‘K mag ook,’ zegt ze, ‘zijn verschoon niet buiten hangen na zonsondergang en vooral nie’ als d’r maneschijn in de lucht is.’