Hoofdtekst
Jan sag een stuckje speck soo groot als een lidt van een vinger in een magere pottage swemmen als een bootje in see. Hij trock sijn broeck uyt, sijn koussen, sijn hoedt smeet hij van sijn hooft, elck greep hem bij de lappen, waenende dat hij dol wierdt. R. 'Laet mij los, mannen.' R. 'Wat duyvel wilt gij doen?' R. 'Ginter veer sie ick een stuckje speck, daer wil ick na swemmen.'
Beschrijving
Jan ziet een stukje spek, ter grootte van een vingerkootje, in een erg karig gevuld soepje drijven als ware het een bootje in de zee. Hij trekt zijn broek en kousen uit en smijt zijn hoed van zijn hoofd. Zijn vrienden grijpen hem vast, ze denken dat hij dol geworden is. Jan wil dat ze hem loslaten, maar zijn vrienden vragen hem wat hij dan toch wil. Het antwoord: 'Daar in de verte zie ik een stukje spek, daar wil ik naartoe zwemmen.'
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Jan   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20