Hoofdtekst
De geschiedenis van Roodkapje.
't Schittrend rood fluwelen kapje,
Rijk omzoomd met zwarte kant,
Werd weleer altijd gedragen
Door een meisje in Gelderland.
Daarom heette zij Roodkapje;
't Was een lief kind,
Dat om hare vele deugden,
Door een ieder werd bemind.
Eens zag zij in eene kamer,
Versch gebakken tulband staan,
En daarbij een potje boter,
Maar zij kwam toch nergens aan.
"Breng dit spoedig," sprak haar Moeder,
"Naar uw zieke Grootmoe heen,
En blijf dan een poosje bij haar,
't Goede mensch is zoo alleen."
Toen Roodkapje was vertrokken,
Zag een wolf haar in 't verschied.
"Straks," dacht hij, "zal 'k je wel pakken,
In het bosch ontkom je 't niet."
Maar in 't bosch zag hij twee mannen
Met een bijl. Zijn snood besluit
Om Roodkapje te verslinden
Stelde hij daarom nog uit.
Eindelijk kwam hij haar op zijde,
Vriendlijk vroeg hij: "waar naar toe?"
"'k Breng," sprak het meisje, "naar mijn Grootje
Tulband als geschenk van Moe."
"'k Wil uw Grootje ook eens bezoeken,"
Sprak de wolf, "want 'k heb den tijd,
'k Zal maar ras vooruit gaan loopen,"
En hij sprong wel zes voet wijd.
Zeer vermoeid door al het lopen,
Zat Roodkapje eens op den grond,
Maakte kransjes van de bloempjes,
Die ze in overvloed daar vond.
Spoedig had de booze wolf
't Huis der oude Vrouw bereikt.
Ziet, hoe hij nu zeer voorzichtig,
Eerst door 't sleutelgaatje kijkt.
Eindlijk, waagt hij 't aan te kloppen.
"Kom maar binnen," riep de vrouw.
En de hongerige wolf
Greep haar en verslond haar rauw.
Nu was Roodkapje ook genaderd,
En zij klopte spoedig aan.
"Trek," riep de wolf, "maar aan het touwtje,
en de deur zal opengaan."
"'k Breng u tulband," sprak Roodkapje,
"'k Heb dien in de kast gezet." --
"Goed, mijn kind," hernam de Wolf,
"Rust bij mij nu uit in 't bed."
"Hé, wat hebt gij groote tanden."
Sprak zij, en op d' eigen stond,
Greep de wolf het lief Roodkapje,
Dat hij, o! hoe slecht, verslond.
't Schittrend rood fluwelen kapje,
Rijk omzoomd met zwarte kant,
Werd weleer altijd gedragen
Door een meisje in Gelderland.
Daarom heette zij Roodkapje;
't Was een lief kind,
Dat om hare vele deugden,
Door een ieder werd bemind.
Eens zag zij in eene kamer,
Versch gebakken tulband staan,
En daarbij een potje boter,
Maar zij kwam toch nergens aan.
"Breng dit spoedig," sprak haar Moeder,
"Naar uw zieke Grootmoe heen,
En blijf dan een poosje bij haar,
't Goede mensch is zoo alleen."
Toen Roodkapje was vertrokken,
Zag een wolf haar in 't verschied.
"Straks," dacht hij, "zal 'k je wel pakken,
In het bosch ontkom je 't niet."
Maar in 't bosch zag hij twee mannen
Met een bijl. Zijn snood besluit
Om Roodkapje te verslinden
Stelde hij daarom nog uit.
Eindelijk kwam hij haar op zijde,
Vriendlijk vroeg hij: "waar naar toe?"
"'k Breng," sprak het meisje, "naar mijn Grootje
Tulband als geschenk van Moe."
"'k Wil uw Grootje ook eens bezoeken,"
Sprak de wolf, "want 'k heb den tijd,
'k Zal maar ras vooruit gaan loopen,"
En hij sprong wel zes voet wijd.
Zeer vermoeid door al het lopen,
Zat Roodkapje eens op den grond,
Maakte kransjes van de bloempjes,
Die ze in overvloed daar vond.
Spoedig had de booze wolf
't Huis der oude Vrouw bereikt.
Ziet, hoe hij nu zeer voorzichtig,
Eerst door 't sleutelgaatje kijkt.
Eindlijk, waagt hij 't aan te kloppen.
"Kom maar binnen," riep de vrouw.
En de hongerige wolf
Greep haar en verslond haar rauw.
Nu was Roodkapje ook genaderd,
En zij klopte spoedig aan.
"Trek," riep de wolf, "maar aan het touwtje,
en de deur zal opengaan."
"'k Breng u tulband," sprak Roodkapje,
"'k Heb dien in de kast gezet." --
"Goed, mijn kind," hernam de Wolf,
"Rust bij mij nu uit in 't bed."
"Hé, wat hebt gij groote tanden."
Sprak zij, en op d' eigen stond,
Greep de wolf het lief Roodkapje,
Dat hij, o! hoe slecht, verslond.
Onderwerp
AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)   
ATU 0333 - Little Red Riding Hood   
Beschrijving
Roodkapje gaat op bezoek bij zieke grootmoeder. Onderweg ziet de wolf haar, wil Roodkapje opeten, maar stelt dat uit als hij houthakkers ziet. Hij vraagt haar wat ze gaat doen, en na haar antwoord dat ze naar grootmoeder gaat, zegt hij dat hij alvast naar grootmoeder gaat. Hij eet grootmoeder op, en als Roodkapje komt nodigt hij haar uit bij hem in bed uit te rusten. Ze merkt op dat hij grote tanden heeft, waarop de wolf haar verslindt.
Bron
De geschiedenis van Roodkapje. Leiden: Noothoven van Goor, [1850-1900]
KB: KLUIS PLA 421 B 10
Collectie Roodkapje/Karsdorp
KB: KLUIS PLA 421 B 10
Collectie Roodkapje/Karsdorp
Motief
B211.2.4   
K2011 - Wolf poses as ”grandmother“ and kills child.   
Z18.1 - What makes your ears so big?--To hear the better, my child, etc.   
Naam Overig in Tekst
Roodkapje   
Naam Locatie in Tekst
Gelderland