Hoofdtekst
In een huisje aan de rand van het bos woonde eens een lief meisje. Als zij uitging om bij iemand op bezoek te gaan, zette zij altijd een rood mutsje op. Daarom werd zij Roodkapje genoemd.
Op een middag riep Roodkapjes moeder: "Wil jij grootmoeder een mandje koeken brengen? Zij voelt zich niet goed." "O, ja, moeder," zei Roodkapje, want zij hield veel van haar grootmoeder. Snel ging zij haar rode mutsje halen. Haar moeder strikte haar mutsje onder haar kin vast. "Zul je niet van de weg af gaan?" vermaande ze. Roodkapje beloofde het en liep het bos in.
Zij bleef staan om haar oude vrienden, mijnheer en mevrouw Eekhoorn, goeiendag te zeggen. Ze liep even bij de familie Haas aan. Daar waren drie kindertjes geboren. Tenslotte nam zij een verfrissende dronk uit de klaterende beek.
Zij plukte net een paar veldbloemen voor haar grootmoeder, toen zij een stem hoorde zeggen: "Dag, Roodkapje. Wat doe jij zo alleen in het bos?" Roodkapje keek op en zag een grote wolf staan. Roodkapje schrok. Maar de wolf glimlachte vriendelijk en zag er helemaal niet schrikwekkend uit. Dus antwoordde ze: "Ik ben op weg naar grootmoeder. Zij voelt zich niet lekker en nu breng ik haar koeken." "Zo, zo," bromde de wolf. "En waar woont je grootmoeder dan wel?" Roodkapje was verwonderd. Dat wist iedereen toch? "Ze woont in het huisje bij de waterval," zei ze. "O, dat huisje," zei de wolf. "Dat ken ik wel." Roodkapje zei de wolf goeiendag en liep verder.
Maar de wolf nam een kortere weg, die hij alleen kende. Spoedig had hij het huisje bij de waterval bereikt en klopte op de deur. "Wie is daar?" riep grootmoeder. "Ik ben het, Roodkapje," antwoordde de wolf met verdraaide stem. "Kom maar binnen. De deur is open," riep grootmoeder. Toen grootmoeder de wolf zag, schrok ze erg, sprong uit bed en rende de achterdeur uit.
De wolf dacht even na. Toen zocht hij in de commode en haalde er een nachthemd en een muts van grootmoeder uit. Hij trok ze aan en ging in bed liggen.
Al gauw werd er geklopt. "Wie is daar?" vroeg de wolf met verdraaide stem. "Ik ben het," riep Roodkapje. "Kom maar binnen, kindje. De deur is open," zei de wolf. Roodkapje deed de deur open en stapte naar binnen. Maar ze bleef stokstijf staan met grote ogen, toen zij de wolf in grootmoeders bed zag.
"Lieve grootmoeder," riep zij uit, "wat heeft u grote ogen!" "Daarmee kan ik je beter zien, kindje," antwoordde de wolf. "Maar grootmoeder," zei Roodkapje, "wat heeft u een vreselijk grote oren!" "Daarmee kan ik je beter horen, kindlief," zei de wolf. "Maar grootmoeder," riep Roodkapje en kwam een stapje dichterbij, "wat heeft u vreselijk grote tanden!" "Daarmee kan ik je beter opeten!" brulde de wolf en sprong uit bed.
Een ogenblik later ging de deur open. Grootmoeder kwam haastig binnen en achter haar kwam een sterke houthakker met een bijl in zijn hand. "Daar is hij!" riep grootmoeder en wees op de wolf. Toen de wolf de houthakker zag, schrok hij geweldig. Zo snel hij kon, rende hij om de tafel heen en vluchtte door de openstaande deur naar buiten.
Hij rende het bos door, achterna gezeten door de houthakker. Hij struikelde steeds over grootmoeders nachthemd.
Roodkapje gaf haar grootmoeder een kus en hielp haar weer in bed. De wolf heeft hen nooit meer lastiggevallen.
Op een middag riep Roodkapjes moeder: "Wil jij grootmoeder een mandje koeken brengen? Zij voelt zich niet goed." "O, ja, moeder," zei Roodkapje, want zij hield veel van haar grootmoeder. Snel ging zij haar rode mutsje halen. Haar moeder strikte haar mutsje onder haar kin vast. "Zul je niet van de weg af gaan?" vermaande ze. Roodkapje beloofde het en liep het bos in.
Zij bleef staan om haar oude vrienden, mijnheer en mevrouw Eekhoorn, goeiendag te zeggen. Ze liep even bij de familie Haas aan. Daar waren drie kindertjes geboren. Tenslotte nam zij een verfrissende dronk uit de klaterende beek.
Zij plukte net een paar veldbloemen voor haar grootmoeder, toen zij een stem hoorde zeggen: "Dag, Roodkapje. Wat doe jij zo alleen in het bos?" Roodkapje keek op en zag een grote wolf staan. Roodkapje schrok. Maar de wolf glimlachte vriendelijk en zag er helemaal niet schrikwekkend uit. Dus antwoordde ze: "Ik ben op weg naar grootmoeder. Zij voelt zich niet lekker en nu breng ik haar koeken." "Zo, zo," bromde de wolf. "En waar woont je grootmoeder dan wel?" Roodkapje was verwonderd. Dat wist iedereen toch? "Ze woont in het huisje bij de waterval," zei ze. "O, dat huisje," zei de wolf. "Dat ken ik wel." Roodkapje zei de wolf goeiendag en liep verder.
Maar de wolf nam een kortere weg, die hij alleen kende. Spoedig had hij het huisje bij de waterval bereikt en klopte op de deur. "Wie is daar?" riep grootmoeder. "Ik ben het, Roodkapje," antwoordde de wolf met verdraaide stem. "Kom maar binnen. De deur is open," riep grootmoeder. Toen grootmoeder de wolf zag, schrok ze erg, sprong uit bed en rende de achterdeur uit.
De wolf dacht even na. Toen zocht hij in de commode en haalde er een nachthemd en een muts van grootmoeder uit. Hij trok ze aan en ging in bed liggen.
Al gauw werd er geklopt. "Wie is daar?" vroeg de wolf met verdraaide stem. "Ik ben het," riep Roodkapje. "Kom maar binnen, kindje. De deur is open," zei de wolf. Roodkapje deed de deur open en stapte naar binnen. Maar ze bleef stokstijf staan met grote ogen, toen zij de wolf in grootmoeders bed zag.
"Lieve grootmoeder," riep zij uit, "wat heeft u grote ogen!" "Daarmee kan ik je beter zien, kindje," antwoordde de wolf. "Maar grootmoeder," zei Roodkapje, "wat heeft u een vreselijk grote oren!" "Daarmee kan ik je beter horen, kindlief," zei de wolf. "Maar grootmoeder," riep Roodkapje en kwam een stapje dichterbij, "wat heeft u vreselijk grote tanden!" "Daarmee kan ik je beter opeten!" brulde de wolf en sprong uit bed.
Een ogenblik later ging de deur open. Grootmoeder kwam haastig binnen en achter haar kwam een sterke houthakker met een bijl in zijn hand. "Daar is hij!" riep grootmoeder en wees op de wolf. Toen de wolf de houthakker zag, schrok hij geweldig. Zo snel hij kon, rende hij om de tafel heen en vluchtte door de openstaande deur naar buiten.
Hij rende het bos door, achterna gezeten door de houthakker. Hij struikelde steeds over grootmoeders nachthemd.
Roodkapje gaf haar grootmoeder een kus en hielp haar weer in bed. De wolf heeft hen nooit meer lastiggevallen.
Onderwerp
ATU 0333 - Little Red Riding Hood   
AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)   
Beschrijving
Onderweg naar grootmoeder ontmoet Roodkapje de wolf, aan wie ze vertelt waar grootmoeder woont. De wolf neemt een kortere weg naar grootmoeders huis, verdraait zijn stem, mag binnenkomen, en grootmoeder vlucht. De wolf verkleedt zich als grootmoeder en gaat in bed liggen. Als Roodkapje aanklopt doet de wolf de stem van grootmoeder na. Roodkapje zegt dat grootmoeder zulke grote ogen, oren en tanden heeft, waarop de wolf haar wil opeten. Op dat moment komt een houthakker met een bijl binnen die de wolf verjaagt.
Bron
Marja Steur. Roodkapje. [Amsterdam]: Nederlandse Rotogravure, 1968
KB: KW XKR 1506
Collectie Roodkapje/Karsdorp
KB: KW XKR 1506
Collectie Roodkapje/Karsdorp
Motief
B211.2.4 - Speaking wolf.   
J21.5 - ”Do not leave the highway“:   
K2011 - Wolf poses as ”grandmother“ and kills child.   
Z18.1 - What makes your ears so big?--To hear the better, my child, etc.   
Commentaar
Ills Hertha Depper
Naam Overig in Tekst
Roodkapje   
Eekhoorn   
Haas   
Datum Invoer
2019-02-07