Hoofdtekst
Het was in de dagen van de Engelsche oorlogen. De zee daverde van het krijgsgewoel. De galeien gaven elkaar de volle laag of het zoo niets was. De eene oorlog volgde op de andere; er scheen geen eind aan te zullen komen.
Op een keer lag er een Engelsche vloot voor Terschelling. En die vloot bleef daar natuurlijk niet liggen. Nee, maar er moest een inval gedaan worden. Terschelling moest veroverd worden en lukte dat niet dan toch minstens geplunderd en gebrandschat. Zoo ging het nu eenmaal door in die dagen.
Nu was de admiraal een voorzichtig man. Hij had er geen zin in zijn vloot zoo maar aan die van Terschelling over te leveren. Je kon het niet weten. Het kon eens verkeerd afloopen. De Hollanders en vooral de Schellingers van die dagen waren geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken.
Die admiraal wou dus eerst eens weten hoe het er bij stond op Terschelling. Met de bezetting en zoo en met de munitie.
Wat deed die admiraal dus?
Wel, heel eenvoudig. Hij nam zijn kijker en bespiedde het eiland.
Nu had hij een vrij goede kijker, hij kon er heel wat door gewaar worden, maar één ding, daar wist hij toch geen weg mee, wist hij niet thuis te brengen. Het was net of ie daar ergens, in de buurt van Midsland, zooiets van een fort ontdekte. Een soortement versterking, een verschansing of zoo.
Sjonge, daar moest hij toch meer van weten voor hij tot de aanval overging.
De admiraal trok dus zijn jas aan en zette zijn pet op, zoodat het scheepsvolk goed kon zien dat hij de admiraal was en stapte in de boot om op verkenning uit te gaan?
Nee, zoover kwam het niet, maar toch commandeerde hij een aantal matrozen om de sloep neer te laten en als de gesmeerde knorhaan naar Terschelling te roeien om daar uit te zoeken hoe het er bij stond met dat fort bij Midsland. Voor alle zekerheid gaf hij een matroos mee die een beetje Hollandsch verstond opdat die de bevolking zou kunnen ondervragen als het noodig mocht blijken.
Nu waren de Engelschen van die dagen dappere kerels. Ze stapten dus zonder morren in de gereed liggende sloep en roeiden met forsche slagen naar het Terschellingsche strand.
Die matrozen keken wel een beetje vreemd op toen ze aan wal stapten want er was van soldaten en zoo niets te bespeuren. Ook zagen ze geen kanonnen op zich gericht.
Maar ja, je kon nooit weten, nietwaar! Oppassen was de boodschap.
Behoedzaam verkenden ze dus de omtrek, en zoo al sluipende en spiedende waren ze langzamerhand in de buurt van Midsland gekomen waar dan die verdachte versterking zich zou moeten bevinden.
't Zag er dreigend genoeg uit, meenden ze. Het was een goed verborgen fort. een verhooging hè, met een soor van aarden wal er omheen. Het leek ook wel of er kanonnen achter die wal stonden, maar dat konden de Engelschen niet zoo goed onderscheiden.
Sjonge, dat werd een penibele zaak. Hoe zat het nu? Stonden ze tegenover een fort? En als dat zoo was, hoe sterk was dan de bezetting? En de bewapening, hoe stond het daar mee?
Ziehier de vragen waarvoor die Engelsche matrozen stonden.
Ze zouden er misschien nog altijd gestaan hebben want ze hadden heelemaal geen plan de vermeende sterkte te beklimmen om zoodoende er achter te komen wat er mee was.
Ze waren dapper, zeker, maar zooals krijgslieden betaamt, voorzichtig tegelijk.
Maar gelukkig hoefden ze daar niet te blijven staan spieden.
Kwam daar niet een oud wijfje aan? Een oud wijfje dat kruiden zocht voor haar open been en misschien ook wel planten om er een minnedrank van te brouwen voor de Terschellingsche schoonen.
Zeker, er kwam een oud wijfje aan.
De matrozen er op af en degeen die een beetje Hollandsch sprak deed het woord.
Zeg eens wijfje, vertel ons eens, wat is dat daar, die hoogte, een fort soms?
En het oude wijfje, dat dadelijk de lucht er van had dat ze met spionnen te doen had, en in wier borst wel een oud maar een echt vaderlandsch hart klopte, antwoordde gevat met haar mummelmondje: ja, juist, een fort.
Sjonge, daar schrokken de matrozen toch een beetje van. Dus toch een fort! De admiraal had dus gelijk.
En de bezetting, wijfje, hoe sterk is de bezetting?
En het oude wijfje, gevat als ze was, wees naar het verhoogde kerkhof, waarvan de zerken hier en daar boven de aarden wal uitstaken en zei met haar beverige stemmetje: "daar staan er honderden, maar er liggen er duizenden."
Toen wisten de Engelsche jongens genoeg.
Als de weerlicht maakten ze keert en sprongen in de sloep; roeiden naar het admiraalsschip en brachten de boodschap aan de bevelhebber over. Het was een fort, die verhooging, en met de bezetting was het zoo gesteld dat er honderden stonden en nog duizenden lagen.
En toen?
Wel, de admiraal koos de wijste partij.
Hij liet de zeilen hijschen en zette koers naar een andere windstreek.
Aan een gevecht met die honderden grafsteenen en de duizenden die er onder lagen waagde hij zijn vloot liever niet.
Op een keer lag er een Engelsche vloot voor Terschelling. En die vloot bleef daar natuurlijk niet liggen. Nee, maar er moest een inval gedaan worden. Terschelling moest veroverd worden en lukte dat niet dan toch minstens geplunderd en gebrandschat. Zoo ging het nu eenmaal door in die dagen.
Nu was de admiraal een voorzichtig man. Hij had er geen zin in zijn vloot zoo maar aan die van Terschelling over te leveren. Je kon het niet weten. Het kon eens verkeerd afloopen. De Hollanders en vooral de Schellingers van die dagen waren geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken.
Die admiraal wou dus eerst eens weten hoe het er bij stond op Terschelling. Met de bezetting en zoo en met de munitie.
Wat deed die admiraal dus?
Wel, heel eenvoudig. Hij nam zijn kijker en bespiedde het eiland.
Nu had hij een vrij goede kijker, hij kon er heel wat door gewaar worden, maar één ding, daar wist hij toch geen weg mee, wist hij niet thuis te brengen. Het was net of ie daar ergens, in de buurt van Midsland, zooiets van een fort ontdekte. Een soortement versterking, een verschansing of zoo.
Sjonge, daar moest hij toch meer van weten voor hij tot de aanval overging.
De admiraal trok dus zijn jas aan en zette zijn pet op, zoodat het scheepsvolk goed kon zien dat hij de admiraal was en stapte in de boot om op verkenning uit te gaan?
Nee, zoover kwam het niet, maar toch commandeerde hij een aantal matrozen om de sloep neer te laten en als de gesmeerde knorhaan naar Terschelling te roeien om daar uit te zoeken hoe het er bij stond met dat fort bij Midsland. Voor alle zekerheid gaf hij een matroos mee die een beetje Hollandsch verstond opdat die de bevolking zou kunnen ondervragen als het noodig mocht blijken.
Nu waren de Engelschen van die dagen dappere kerels. Ze stapten dus zonder morren in de gereed liggende sloep en roeiden met forsche slagen naar het Terschellingsche strand.
Die matrozen keken wel een beetje vreemd op toen ze aan wal stapten want er was van soldaten en zoo niets te bespeuren. Ook zagen ze geen kanonnen op zich gericht.
Maar ja, je kon nooit weten, nietwaar! Oppassen was de boodschap.
Behoedzaam verkenden ze dus de omtrek, en zoo al sluipende en spiedende waren ze langzamerhand in de buurt van Midsland gekomen waar dan die verdachte versterking zich zou moeten bevinden.
't Zag er dreigend genoeg uit, meenden ze. Het was een goed verborgen fort. een verhooging hè, met een soor van aarden wal er omheen. Het leek ook wel of er kanonnen achter die wal stonden, maar dat konden de Engelschen niet zoo goed onderscheiden.
Sjonge, dat werd een penibele zaak. Hoe zat het nu? Stonden ze tegenover een fort? En als dat zoo was, hoe sterk was dan de bezetting? En de bewapening, hoe stond het daar mee?
Ziehier de vragen waarvoor die Engelsche matrozen stonden.
Ze zouden er misschien nog altijd gestaan hebben want ze hadden heelemaal geen plan de vermeende sterkte te beklimmen om zoodoende er achter te komen wat er mee was.
Ze waren dapper, zeker, maar zooals krijgslieden betaamt, voorzichtig tegelijk.
Maar gelukkig hoefden ze daar niet te blijven staan spieden.
Kwam daar niet een oud wijfje aan? Een oud wijfje dat kruiden zocht voor haar open been en misschien ook wel planten om er een minnedrank van te brouwen voor de Terschellingsche schoonen.
Zeker, er kwam een oud wijfje aan.
De matrozen er op af en degeen die een beetje Hollandsch sprak deed het woord.
Zeg eens wijfje, vertel ons eens, wat is dat daar, die hoogte, een fort soms?
En het oude wijfje, dat dadelijk de lucht er van had dat ze met spionnen te doen had, en in wier borst wel een oud maar een echt vaderlandsch hart klopte, antwoordde gevat met haar mummelmondje: ja, juist, een fort.
Sjonge, daar schrokken de matrozen toch een beetje van. Dus toch een fort! De admiraal had dus gelijk.
En de bezetting, wijfje, hoe sterk is de bezetting?
En het oude wijfje, gevat als ze was, wees naar het verhoogde kerkhof, waarvan de zerken hier en daar boven de aarden wal uitstaken en zei met haar beverige stemmetje: "daar staan er honderden, maar er liggen er duizenden."
Toen wisten de Engelsche jongens genoeg.
Als de weerlicht maakten ze keert en sprongen in de sloep; roeiden naar het admiraalsschip en brachten de boodschap aan de bevelhebber over. Het was een fort, die verhooging, en met de bezetting was het zoo gesteld dat er honderden stonden en nog duizenden lagen.
En toen?
Wel, de admiraal koos de wijste partij.
Hij liet de zeilen hijschen en zette koers naar een andere windstreek.
Aan een gevecht met die honderden grafsteenen en de duizenden die er onder lagen waagde hij zijn vloot liever niet.
Beschrijving
Voor Terschelling lag een Engelse vloot die Terschelling wilde veroveren. De admiraal bespiedde met een kijker bespiedde het land om te kijken hoe het zat met de bezetting en munitie van Terschelling. Hij twijfelde of hij een fort zag en ging daarom op pad om hier zeker van te zijn. Aan land gekomen waren er geen soldaten te zien, maar nog steeds wist hij niet zeker of er een fort was. Een vaderlandslievende een oude vrouw bevestigde dat er een fort was en wees naar het kerkhof en vertelde dat de bezetting bestond uit honderden die stonden en duizenden die lagen. De Engelsen zetten snel koers naar een andere plek.
Bron
Legenden langs de Noordzee/ S. Franke. - Zutphen: W.J. Thieme & Cie, 1934, p. 211-213.
Naam Overig in Tekst
Engelsen   
Hollanders   
Schellingers   
Naam Locatie in Tekst
Terschelling   
Midsland   
Plaats van Handelen
Terschelling (Friesland)