Hoofdtekst
Bi’j de Stoffer veur Brevaort, daor leep altied zon dinge ovver de weg. Ne vaorman, Ten Bruil, ging dan altied op den wagen zitten en dan gebeurn um niks. Maor op ne keare ging der ene met um met en den bleef naost den wagen lopen. Ten Bruil waarschouwen um nog: Gaot op den wagen, maor hee deed ut neet en hee kon opins neet mear van stea kommen. Ten Bruil kreeg um wear los, maor hoo te dat edaone hef, weet ik neet mear.
Beschrijving
Bij de Stoffer voor Bredevoort liep altijd zo'n ding over de weg. Een voerman, Ten Bruil ging dan altijd op de wagen zitten en dan gebeurde hem niks. Maar op een keer ging er een met hem mee en bleef naast de wagen lopen. Ten Bruil waarschuwde dat hij op de wagen moest gaan, maar dat deed hij niet. De wagen kon opeens niet meer van zijn plek komen. Ten Bruil kreeg hem weer los, maar hoe hij dat gedaan heeft weet ik niet meer.
Bron
Corpus Krosenbrink, verslag 6, verhaal 2 (archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Stoffer, Ten Bruil 
Stoffer, Ten Bruil 
Naam Locatie in Tekst
Bredevoort
Bredevoort
Plaats van Handelen
Bredevoort
Bredevoort