Hoofdtekst
Daar was enen van Koersel en die had een boekske gekregen, en als die mest ging kruien, dan legde die een briefke op de kruiwagen onder het mest en dan ging die kruiwagen vanzelf vooruit. Nen pater die had die naar Koersel kerk doen komen voor het lof en toen het lof gedaan was, ging iedereen buiten, juist dien ene die moest blijven zitten, die kon niet uit de kerk. Die pater ging op hem af en die zei: "Ha, dan zijt gij toch gekomen, geef mij nu dat boekske maar." Toen zei die: "Ja, maar ik kan dat niet geven, ik heb het niet bij."Die pater zei: "Jawel, gij hebt het onder uw sokken zitten." Toen gaf hij dat boekske aan de pater en daarna heeft hij zich gebiecht en hij was er van af.
Beschrijving
Een man uit Koersel had een toverboekje gekregen. Als de man een briefje onder het mest in de kruiwagen legde, dan ging de kruiwagen vanzelf vooruit. Na afloop van het lof in de kerk van Koersel kon de man niet naar buiten. De pater kwam naar hem toe en vroeg naar het toverboekje. Nadat de man had gebiecht en het boekje had afgegeven, was hij van zijn toverkracht verlost.
Bron
A. Princen, Leuven, 1965
Commentaar
2.3 Toverboeken
limburgs (tussen hasselt en beringen)
505
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Heusden   
Plaats van Handelen
Koersel