Hoofdtekst
En dat heb ik toch nog horen vertellen, hoor! En dan kwamen er weer en die moesten duiven zetten. Ja, en dan stond ze buiten. Er zijn er (= duivenmelkers) genoeg die terug gegaan zijn. En dan zeiden ze weer als ze daar (stond): "Och, ik heb ze weer gezien." Maar ‘ze maakten ook niks’ (= ze wonnen ook niks). Ja, dan gingen ze soms ‘túússe’ (= kaarten) dikwijls met ons, in het café en zo. En toen ‘túúsde’ ze ook voor geld, ja, hoe ging dat. "Weer ‘gene staart gemaakt’ (= niks gewonnen)." "Ik heb ze weer gezien." En dan kon die man doen (wat hij wou, maar hij had almaar tegenslag). Ik weet het nog. En alleman die daar woonde die zei: "Pas op, pas op!"
Beschrijving
Als de duivenmelkers een heks hadden gezien, wisten ze dat ze die dag niets zouden winnen.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (groot-riemst)
4F 139
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zichen-Zussen-Bolder