Hoofdtekst
De name Bakelandt is uutgekommen deur e vromens wor dat z’inbraken. Die vrouwe wos zo benauwd, zo benauwd van die bende, dat ze zij in de keren, e platte keren met èn hulle up, kroop. En ze trok zijzelve die hulle up. Zo Bakelandts bende kroop binnen. En de schat wor dat z’achter zochten, zat in de meur gemetseld. Ze voenden dien schat. En den uppersten, die Bakelandt wos, kwam dor ook en de knechten zein tegen hem: "Meester Bakelandt, w’èn de schat gevoenden." Ezo is die name uutgekommen up dat hof met dat vromens in die keren. Z’e zij dat toen achternor gezeid dat is Bakelandts bende.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Op een dag pleegde de bende van Bakelandt een inbraak bij een vrouw. De vrouw was zo bang dat ze in het botervat kroop opdat de rovers haar niet zouden vinden. De schat waarnaar de rovers op zoek waren, was ingemetseld in een muur. Toen de rovers hun schat hadden gevonden, zeiden ze: "Meester Bakelandt, we hebben de schat gevonden!" Omdat de vrouw dat had gehoord vanuit het botervat, is men te weten gekomen dat Bakelandt een rover was.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
4. Historische sagen
west-vlaams (vrijbos)
221A
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Bakelandt   
Bakelandt (bende van)   
bende van Bakelandt   
Naam Locatie in Tekst
Bikschote