Hoofdtekst
In Bree daar zat den hele wal vol auwelkes. Die deden niks als maar alles uitvreten. Als er iemand een stuk mest had te varen, dan hoefde hij het maar tegen de auwelkes te zeggen, dan deden ze hem dat, maar dan moest hij te vreten neerzetten. Daar was er ene die leren lappen gekookt had en die had hij ze te vreten gegeven. Toen zei een van de auwelkes: 'Ik heb al zeven molenassen op éne stok zien wassen, maar nog van zeleve zo geen fitsigfatsig vlees.'
Onderwerp
SINSAG 0066 - Die zähe "fikkefak"   
Beschrijving
Vroeger leefden er alvermannetjes op de stadswallen van Bree. 's Nachts deden de alvermannetjes het werk van de mensen in ruil voor wat voedsel. Op een dag had een boer voor de alvermannetjes leren lappen gekookt. Toen de dwergjes 's nachts zaten te eten, sprak er één: "Ik ben al zo oud dat ik zeven molenassen op één boomstronk heb zien groeien, maar nog nooit heb ik zo'n oneetbaar vlees gezien!"
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
1.2 Aardgeesten
limburgs (bree en omstreken)
fabulaat
Wanneer men een boom heeft afgezaagd om als molenas te gebruiken, dan blijft de boomstronk staan. Het alvermannetje zou dus zeven molenassen op eenzelfde boomstronk hebben zien groeien. Een boom die als molenas werd gebruikt, moest minstens honderd jaar oud zijn!
Naam Locatie in Tekst
Gruitrode