Hoofdtekst
’t Geen da’k nu gaan vertellen is lange geleen wè, ‘k weten niet meer juiste waar dat dat gebeurd is. En dat was etwaar (ergens) bij een boer, de vint is lange dood en geoordeeld, en al dat die mensen thuis vertelden, iedereen wiste dat. Endie mensen zeien altijd, maar hoe komt dat toch dat z’altijd al weten wat datter hier gebeurt. En z’hielden zieder (zij) dat in de gaten, en ’t kwam daar assan (altijd) a katte en ze zette haar bij den heerd, iederen avond. En ze vertrouwden zieder (zij) dat niet. En op een avond ze zagen dat ze een ketel water gereed hadden op den heerd. En van as die katte kwam, smeten ze dat kokende water en geheel die katte verbrand. En die katte liep al huilende en tierende weg. En ’s anderdaags was ter daar een vrouwmens uit de geburen geheel verbrand aan den ene kant. En dat was een hekse he, die haar koste veranderen in een katte en alle navend kwam ze zij afluisteren wat datter bij die mensen verteld wierd. En azo hebben ze ze kunnen herkennen.
Onderwerp
SINSAG 0640 - Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
  
Beschrijving
Een boer vond het vreemd dat iedereen altijd wist wat er op zijn boerderij was gebeurd, hoewel er niemand op bezoek was geweest. De boer merkte op dat er iedere avond een kat bij de haard kwam zitten. Op een avond gooide men kokend water over de kat, die krijsend wegliep. De volgende dag had een buurvrouw zware brandwonden. Het was een heks die iedere avond kwam afluisteren wat er op de boerderij verteld werd.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (kamerlingsambacht)
226
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Oostende