Hoofdtekst
Een doodkeers, dat is een keerse van een hand groot lijk met stralen en ‘k heb er twee, drie geweten die dat gezien hebben en ’t was een zeker mannige die daar werkte op de plaatse en mijn vader passeerde en zegt’n: “’t Is raar dat Fluptje nog aan ’t werken is” en hij zegt “goen avond”, en van als hij dat zegt, die doodkeerse schokte weg en hij zei in d’herberge: “Wil je een doodkeerse”, en ’t waren er die zeien dat is een smoordampe en de die geloofden dat niet.
Beschrijving
Een doodkaars was een kaars met stralen die zo groot was als een hand. Een man die op een avond onderweg was, zag licht in een weide en dacht bij zichzelf dat één van zijn vrienden daar nog aan het werk was. "Goedenavond" zei de man. Het volgende ogenblik vloog de doodkaars weg. Daarop liep de man snel naar een herberg. Sommige mensen beweerden dat doodkaarsen dampen waren, maar die man geloofde dat niet.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
west-vlaams (franse grens)
36
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Proven