Hoofdtekst
I Hebt ge ook al eens gehoord dat ze zeiden dat de maar dat dat een heks was?39 Ja [lachend], de maar. Ja, een heks. Die wijven hier, als daar een liep ’s morgens, nog niet opgezet (= opgedirkt), niet gekamd: "Dat is juist een heks," zeiden ze dan, wùr. "Juist een heks." "Verdommense heks." "D’r leeft ergens een kat met die heks." Ja, heksen, dat was … (= onverstaanbaar) "Heks, heks, heks." "Allé, heks. Allé, heks."I Meenden ze dat soms ?39 "Heks." Nu moesten de heksen komen, ja, … (= onverstaanbaar).I Meenden ze dat soms als ze zeiden: "Dat is een heks?"39 Ja, "Dat is een heks." Ja, die zijn er nu nog genoeg, hoor. Er zijn heksen genoeg. Wel, wel, wel. Ja, als je bang was, dan zag je altijd wat, hé.I En vroeger was het donker buiten, hé.39 Ja.
Beschrijving
Over vrouwen die er 's ochtends slordig bij liepen, zei men vaak: "Dat is net een heks".
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (groot-riemst)
39O'' 533
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Vlijtingen