Hoofdtekst
In heur jonkheid, mijn moeder ging uit gaan naaien. En ’t was daar een man, hij goeng van ’t ene huis naar ’t ander, en iedereen deed zijn klakke af en dien mens preekte daar een beetje en je muchte (mocht) etwod vragen aan hem. En dat was algelijk een beetje een raren maar dat was een goeden.
Beschrijving
In Watou ging vroeger een man van huis tot huis. Men mocht de man vragen wat men wilde; over alles wist hij iets te vertellen. Iedereen nam zijn pet af voor die vreemde man.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (franse grens)
426
Moeder van de informant
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Watou   
Plaats van Handelen
Watou