Hoofdtekst
6: Maar in Komen is er een boerin, een boerin hoor, die daar ook in kontakt is met hem, en zij neemt een beetje bloed, en zij zendt dat op, en die dokter beslist welke medicijnen men moet nemen voor dat geval.7: Dat is nu hoor, dat is niet van vroeger.6: En dat vrouwmens heeft dan…, zegt ze tegen Maria: "Ik heb dat ook gehad," eh, het was op een boerderij en de koeien, het waren de koeien die doodvielen, er was in ieder geval iets. Ze is dan in kontakt gekomen met iemand uit Duinkerke, één die kon aflezen. Ze heeft dan moeten ja, ik weet niet meer wat ze moeten doen. Wat is het dat ze moeten doen?7: Een onzevader en een weesgegroet, zout op hun tong leggen, nog iets, een hele … ja, opdat het zou weggaan.
Beschrijving
In Komen woonde een boerin die samenwerkte met een dokter uit Breda (NL). Die boerin nam bij de zieke mensen bloedstalen, die ze vervolgens opstuurde naar de dokter. De dokter besliste dan welke medicijnen die personen moesten nemen.
Een vrouw op wiens boerderij alle koeien doodvielen, liet zich overlezen door een man uit Duinkerke. De vrouw moest ook een Onzevader en een Weesgegroet bidden en zout op haar tong leggen.
Een vrouw op wiens boerderij alle koeien doodvielen, liet zich overlezen door een man uit Duinkerke. De vrouw moest ook een Onzevader en een Weesgegroet bidden en zout op haar tong leggen.
Bron
M. Sohier, Leuven, 1982
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (poperinge)
6A
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Weesgegroet   
Onzevader   
Naam Locatie in Tekst
Poperinge   
Plaats van Handelen
Duinkerke   
Komen   
Breda (NL)