Hoofdtekst
’t Was thuisend een keer een knecht die bereen was van de kokkemare. de kokkemare, zeggen ze, dat was een vrouwmens die je geren ziet en waarnaar dat gij niet en kijkt. In ’t peerdstal wieder (wij) sliepen daar met vier jonkheden en nuzen (onzen) knecht zei: “Je moet je mes steken onder de klinke (waar dat ge uwen duim insteekt) en als ze passeert, ze is in ’t tweên”.
Onderwerp
SINSAG 0291 - Mensch von Mahr beritten   
Beschrijving
Op een boerderij in Roesbrugge werkte een knecht die werd bereden door de kokkemare. De maar was een vrouw die verliefd was op iemand, maar wiens gevoelens niet werden beantwoord. Iemand beweerde dat men zijn mes in het sleutelgat van de deur moest steken. Wanneer de maar langs daar probeerde binnen te komen, werd ze in tweeën gesneden.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (franse grens)
120
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Roesbrugge   
Plaats van Handelen
Roesbrugge