Hoofdtekst
Daar gingen er twee trouwen en ze gingen naar de pastoor en op ne keer zegt de jong tegen zijn lief: "Wacht, ik moet eens seffens de gracht achter. Als ge iets ziet, dan gooit ge mijn maalslap maar tussen zijn tanden." Hij was nog maar juist weg, komt daar ne weerwolf en zij gooit die maalslap tussen zijn tanden. Toen die jong terugkwam, had hij de stukskens van die maalslap nog tussen zijn tanden hangen.
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een jongen en een meisje gingen naar de pastoor omdat ze wilden trouwen. Onderweg sprak de jongen tot zijn vriendin: "Wacht even, want ik moet een boodschap doen achter de gracht. Als je een beest ziet, gooi mijn zakdoek dan naar zijn tanden". Het meisje deed wat haar was aangeraden. Toen de jongen even later terugkwam, stelde het meisje vast dat hij de vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden had.
Bron
A. Princen, Leuven, 1965
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tussen hasselt en beringen)
541
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zonhoven