Hoofdtekst
Ik kende een bestemarchand en iedere keer dat hij van Miel Tallon zijn hof naar Ieper kwam, als hij een ende op de weg kwam hoorde hij achter hem iets slepen. Hij keek om en zag een grote hond met een keten die over de grond sleepte. Iedere kere dat de marchand ommekeek stopte dien hond en keek hem rechte in zijn ogen. Dat was altijd ’s avonds en dichte tegen Ieper stad.
Beschrijving
Een veehandelaar die 's avonds vaak naar Ieper moest, hoorde altijd een geluid achter zich. Het was een hond met een ketting die over de grond sleepte. Wanneer de man stilstond, bleef de hond ook stilstaan en keek de man recht in de ogen.
Bron
K. Erard, Leuven, 1966
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (ieper)
9
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ieper