Hoofdtekst
Hier een bitje verder weunde er nen joengen die de vollende ziekte ha. Den dokteur koste hem nie genezen. Ze gingen ton noa nen zekeren here die met den duvel ommegienk en die boeken had. Je moste zoeo nen boek utlezen, mo had ne dien boek moeten heel utlezen, je gienk zot gekommen hèn. Ze hèn dien boek moeten ofpakken, van je reed de meuren ip. Overtied bestoend ’t kwoad vele, mo dat hèt vele gebeterd oe ze ’t Sint-Jansevangeli[e] gelezen hèn in de messe.
Beschrijving
In Ingelmunster woonde een jongen die aan epilepsie leed. Omdat de jongen door geen enkele dokter genezen kon worden, ging men met hem naar een heer die met de duivel omging en toverboeken bezat. De jongen kreeg een toverboek, dat hij moest uitlezen. Als men zoiets deed, dan werd men echter gek. Men heeft de jongen het toverboek dan ook moeten afnemen. Sinds het bestaan van het Sint-Jansevangelie is er gelukkig veel minder kwaad in de wereld.
Bron
R. Callens, Leuven, 1968
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (tielt en izegem)
365
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Sint-Jansevangelie   
Naam Locatie in Tekst
Ingelmunster   
Plaats van Handelen
Ingelmunster