Hoofdtekst
De waternekker ne (= hij) kwam hij altijd met de marbels spelen met de joengens (= kinders). En ze wonnen zovele marbels dat ze niet meer weg en kosten (= konden). Ze verzwaasden (= verzwaarden) altijd. En dat was de nekker die dat deed. En ne (= hij) speelde van tijds (= soms) met de joengens (= kinders) en as ze op z’n rik (= rug) zaten, je wierd zodanig groot dat ze d’r niet meer af en kosten. Al zulke toeren haalden’ (= haalde hij) uit.
Beschrijving
De waternekker kwam altijd knikkeren met de jongens. De kinderen wonnen dan zoveel knikkers dat ze niet meer weg geraakten. Als de waternekker de kinderen op zijn rug nam, dan maakte hij zich zo groot dat de kinderen niet meer aan de grond konden.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
1.1 Watergeesten
west-vlaams (kamerlingsambacht)
11
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Nieuwpoort