Hoofdtekst
I Was het ook zo dat de paters of de pastoor soms gingen overlezen?Ja, dat deden ze veel. En ook als je nu iets had in de stallen of zo, hé, dan kwam de pastoor dat overlezen.I Noemden ze dat de kwade hand? Of de zwarte hand?De kwade dag zeiden ze altijd.I Wat?De kwade dag, de kwade dag wegjagen. Ja, en aan de huizen kwam hij ook zegenen en zo als dikwijls of als je veel ongelukken, tegenslag had of zo. Dan vroegen ze de pastoor en dan kwam de pastoor dinge. En dan ‘dèks’ genoeg kwamen ze hier op pastoors voor gebeden te bidden rond hun dinge. En dan moesten ze alles van het hele huishouden moesten ze dan weten en zo en dan zegenden ze ‘dèks’ de kinderen nog. Vroeger gingen ze naar de kerk voor dat te zegenen, maar de pastoors kwamen veel in de huizen, hoor!
Beschrijving
Als men in de stallen last had van 'de kwade dag', liet men de pastoor komen om de stallen te overlezen.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (groot-riemst)
27Q 419
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zichen-Zussen-Bolder