Hoofdtekst
Daar is ergens een kerk vergaan de de (sic)) Maten in ongeheuglijke tijden en daar liggen naar 't schijnt nog stenen in de Stiemer. Daar moet eens een juffrouw doorgekomen zijn en ze vond een hagelwit draadje. En ze begon dat op haar hand te winden en toen zag ze een toren uit de grond opkomen. Ze riep: God, wat gaat mij toch nu overkomen?' Door haar te verschrikken, het draadje brak en toen verzonk alles terug in de grond. De Maten, dat is daar moerassige grond, hè. Kerstnacht hoorden de mensen van daarrond nog altijd de klokken in de grond luiden.
Onderwerp
SINSAG 0980 - Der Glockenpfuhl.   
Beschrijving
In de Maten is ooit een kerk verzonken. Op een dag vond een juffrouw bij de Stiemer een wit draadje. Toen het meisje aan de draad begon te trekken, kwam er opeens een kerktoren boven water. De juffrouw schrok zo erg dat ze de draad losliet, waardoor de toren weer in het moeras zakte.
Op kerstnacht hoorden de mensen in de buurt de klokken van de verzonken kerk luiden.
Op kerstnacht hoorden de mensen in de buurt de klokken van de verzonken kerk luiden.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
3.1 Duivels
midden-limburgs
m'''
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Diepenbeek   
Plaats van Handelen
Stiemer (Diepenbeek)   
Maten (Diepenbeek)