Hoofdtekst
Onze (als ze) vroegre een kind of ne grote mens die dood was moesten naar de kerke dragen en z’en han op voorhand niet gezeid: "Geest ga voor, wij volgen u na", han ze’t dobbel (dubbel) lastig en begosten ze te zweten. O (als) nu ’t lijk op de wagne gezet wiere, ge weet wel hé, danze vroeger jaren de kiste op twee bondeks stroo zettigen hé, en in de vier hoeken van de kerre (kar) zat er een lijkvrouwe. Ewel ot (als) een peird da moest voorttrekken of zelfs twee peirden ton zweetigen die beesten elder dood. ’t Schuim stond twee vingers dikke onder ’t greel (gareel) en in elder muile. ’t En is toch nie normaal hé ot er maar zovele op een kerre ligt.
Beschrijving
Als men vroeger een lijk naar de kerk moest brengen, dan moest men vooraf zeggen: "Geest ga voorop, wij volgen". Als men dat niet had gedaan, dan hadden de paarden de grootste moeite om de kar te trekken. Onder de doodskist legde men twee strohalmen en op de vier hoeken van de kar zat een lijkvrouw.
Bron
O. Mattheeuws, Leuven, s.d.
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (grens oost- en zeeuws-vlaanderen)
222
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Knesselare