Hoofdtekst
Z’èn ol onthoofd geweest te Brugge. ’t Zijn d’er die te biechte en te communie geweest zijn. Mor Bakelandt wilde van nieten weten. Mor up ’t letste etten toch gebiecht en de communie ontvangen en ’t kruus van de paternoster gekust. De meeste zein, o z’onthoofd woren, dat ze ’t verdiend an en Bakelandt zei dat ook. Bakelandt wos de letsten van de bende die onthoofd geweest et. Dat wos e hele bende die niet wrochte en die leefde van te moorden, te roven en te branden. Z’èn zieder olleszins nooit minder of tien jor roendgelopen. Ulder meeste aanslagen dat ze dein woren meest over winter. In de zomer wos ’t te lange klaar.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
De rovers van de bende van Bakelandt werden uiteindelijk allemaal onthoofd in Brugge. Vóór hun terechtstelling gingen sommige rovers te biechten en te communie. Bakelandt wilde dat aanvankelijk niet, maar uiteindelijk heeft hij het toch gedaan. Hij heeft zelfs het kruis van de paternoster gekust vooraleer hij als laatste onthoofd werd. De rovers werkten niet en leefden van de opbrengsten van hun rooftochten. De bende was vooral actief tijdens de winter omdat het dan vroeger donker werd. Zeker tien jaar lang heeft de bende van Bakelandt de mensen bang gemaakt.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
4. Historische sagen
west-vlaams (vrijbos)
28J
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Bakelandt   
Bakelandt (bende van)   
bende van Bakelandt   
Naam Locatie in Tekst
Klerken   
Plaats van Handelen
Brugge