Hoofdtekst
Eh jong! D’Er was op zekere keer een repetitie van het muziek en d’er achter trokken ze met enige muzikanten naar Sijsele. Zo ze speeldigen daar een marsjken of tweeje. Natuurlijk, de mensen wierden wakker en ze zeien tegen malkaar: "Heje dat gehoord." "Eh jaam." En iedereen die entwat (iets) gehoord had en niemand die entwat zag. Z’hadden twee eirkens (deuntjes) gespeeld en ze waren weggelopen hé. En ze zeien, de die van Sijsele: "Wat mag dat zijn." "Eje wat gehoord." "Jaam." "Eje wat gezien…" "Neem". En ze zeiden: "’t Was voorzeker den Hellewagen." Maarom ze niet te kunne volgen hadden de die van Oelem nen kloefkapper in elder compagnie. En die kloefkapper had voor elder kloefen gemaakt met van voor en van achter nen top. Zo z’en kosten niet zien van waar dat ze kwamen. Ze zijn natuurlijk g’arriveerd in de kleine uurkes en ze zijn gedoopt geweest met "Den Hellewagen". En dat is waar gebeurd, want mijn vader was er ook bij.
Beschrijving
Ter gelegenheid van de repetitie trokken enkele muzikanten naar Sijsele. Ondertussen speelden de muzikanten enkele deuntjes. De mensen werden wakker en geloofden dat ze de hellewagen hadden gehoord. De muzikanten droegen klompen die vooraan en achteraan een punt hadden, zodat men niet kon weten in welke richting ze waren gegaan.
Bron
O. Mattheeuws, Leuven, s.d.
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (grens oost- en zeeuws-vlaanderen)
57
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Oedelem 
Oedelem 
Plaats van Handelen
Sijsele
Sijsele