Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

KBRUY0159_0162_45392

Een sprookje (mondeling), 1991

Hoofdtekst

Sneeuwwitje.
't Was ook een koning hé, en die had één kindje. Hij was getrouwd, dat was een koningin dan. En die had zo graag een kindeke, en door den duur kwam er één. Ze zei: "Ik zou willen dat het een kindeke was, met een huid zo blank als sneeuw, en kaakskens zo rood als een kers." En door den duur hadden ze een kindeke, en dat was zo een. En 't was toch zo schoon.Maar toen stierf de koningin. En een beetje later trouwde de koning dan met een ander. Dat was ook een schoon. En die wilde dan altijd 't schoonste zijn. Dan had ze zo'n toverspiegel, en dan vroeg ze dikwijls aan de spiegel: "Speigeltje, spiegeltje aan de wand, wie is het schoonste van 't land?" En dan zei dat spiegeltje in 't begin altijd, dat zij de schoonste was.Maar door den duur werd Sneeuwwitje wat groter. En toen vroeg ze 't op een keer weer. Toen zei 't spiegeltje: "Koningin, schoon zijt gij, maar veel schoner is Sneeuwwitje."Toen was ze zo kwaad. Toen moest dat kind verdwijnen. Ze wilde niet hebben dat dat nog in 't kasteel woonde. Dan gaf ze een knecht opdracht, om dat mee naar 't bos te nemen en daar dood te doen. Maar die knecht die ging mee, maar die deed dat niet. Die zei: "Maar komt dan nooit uit het bos uit hé. Blijf hier altijd in 't bos wonen." "Ja," zei ze, "'k zal altijd hier blijven."Die knecht pakte toen een hert dat daar liep. Want die moest het hart meebrengen, een hart. Hij deed dat hert dood en pakte dat hart daar uit en dat nam hi mee en dat gaf hij aan de koningin. Toen zei hij: "Hier sie, hier is 't hart van Sneeuwwitje." En toen was ze blij.Maar Sneeuwwitje die was voortgelopen, altijd maar voort gesprongen, totdat ze aan een huizeke kwam. Ze klopte op de deur, maar daar kwam niemand niet open doen. Toen deed ze de deur maar open. Toen zag ze daar zeven telloorkes op tafel staan, en zeven vorkjes en lepelkes. En allemaal zo klein. Zeven paar, alles wat ze daar zag. Toen ging ze naar boven. Daar stonden zeven beddekes. En ze dacht: "Wat is dat hier toch allemaal?"Door den duur was ze dan toch moe geworden. Toen was ze in een beddeke gestapt en was ze in slaap gevallen.Nu kwamen die kabouterkes thuis. Maar ze had nog aan dat eten gezeten. Da's waar ook hé! Ze had aan de telloorkes gezeten. Van 't een had ze een stukske brood gepakt, van 't ander een petatje, en een ander wat groenten. Overal had ze iets gepakt. Toen zagen die kabouters dat hé. "Wie heeft er aan ons eten gezeten. Wie heeft er van mijn telloorke gegeten? Wie heeft er bij mij geweest?" En zo allemaal.Door den duur trokken ze ook naar boven. En den oudste zei: "Wie heeft er in mijn bed gelegen?" Want 't één bed was te groot, 't ander te klein, 't ander was te smal. En daar mankeerde overal iets aan. Maar 't laatste beddeke was een goed en daar was ze dan in 't slaap gevallen. Door den duur kwamen ze aan dat laatste beddeke en zagen ze dat kindeke liggen.Oh toch, en 't was zo'n schoon kindeke. Door den duur werd ze wakker en ze verschoot hé. Zag ze daar zeven kabouters staan. En toen gingen ze samen naar beneden. En ze kreeg van alleman wat, zodat ze gegeten had.Maar de kabouters die moesten dan gaan werken. Ze zegt: "Dan zal ik alles wel afwassen en opkuisen." Dat deden ze dan. Dan gingen de kabouters in 't bos werken.Maar de koningin, ja! In 't begin was ze gerust. Maar door den duur had ze zich zelf weer opgemaakt, en schoon ja, en ging ze weer naar de spiegel. En ze zei: "Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is er 't schoonste van heel 't land?" En toen zei dat spiegeltje: "Oh koningin, schoon zijt gij. Maar Sneeuwwitje ginder ver over de zeven bergen is veel schoner als gij."Toen dacht ze: "Nu ben ik gefopt hé!" En toen verkleedde ze zich in een ouwe heks, allé, een oud mens. Toen ging ze met appelen leuren.En Sneeuwwitje die had daar kompassie mee, en die kocht daar direct appelen van. Dat waren nu vergiftigde appelen. Maar Sneeuwwitje beet daarvan, en dat bleef in haar keel steken. Ze at dat niet op zo. Nu was ze niet dood. Maar ze was van haar zelven gevallen hé. Toen lag ze daar.Toen de kabouters thuis kwamen, toen maakten die een glazen kist en daar legden ze die in en ze zetten ze buiten. Voor hun huis zo.Er was een ridder en die kwam daar voorbijgereden en zag die kist staan en zag welk schoon meisje daar in lag. En toen ging hij bij de kabouters vragen of dat hij die niet mocht meenemen. Maar eerst zegden ze altijd "Neen." En door den duur mocht hij ze dan toch meenemen.Onderweg dan, met een schok schoot dat stuk appel uit haar keel. En toen kwam ze recht in die kist zitten. Toen verschoot die jongen, en die was blij dat ze leefde. En toen gingen ze naar zijn kasteel en daar trouwden ze.En toen 't groot feest was verzochten ze die koningin, die heks zogezegd. En toen hadden ze schoenen op de stoof gezet. Ze hadden die gloeiend heet laten worden. En toen ze kwam, moest ze die schoenen aandoen, en dan moest ze daar mee dansen, totdat ze op den duur dood viel. En toen was 't gedaan. En ze leefden lang en gelukkig.

Onderwerp

ATU 0709 - Snow White.    ATU 0709 - Snow White.   

Beschrijving

Een koning en een koningin wilden graag een kindje. Toen de koningin zwanger was, zei ze op een dag: "Ik wou dat het een kindje was met een huid wit als sneeuw en wangen rood als kersen". Het kindje dat geboren werd, had een blanke huid en rode wangen en kreeg de naam 'Sneeuwwitje'. De koningin stierf echter en de koning hertrouwde met een ijdele vrouw die vaak aan de spiegel vroeg: "Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is het mooiste van het land?" Aanvankelijk antwoordde het spiegeltje altijd dat zij de mooiste was, maar toen Sneeuwwitje ouder werd, zei het spiegeltje: "Koningin, schoon zijt gij, maar veel schoner is Sneeuwwitje". De koningin werd boos en wilde Sneeuwwitje uit de weg ruimen. Ze zond een knecht naar het bos om Sneeuwwitje daar te doden. De knecht volbracht die taak echter niet en nam het hart van een hert mee als bewijs dat hij de moord had gepleegd. Sneeuwwitje doolde rond in het bos en kwam bij een huisje waar zeven kleine stoeltjes stonden rond een tafel met zeven kleine bordjes, vorkjes en lepeltjes. Sneeuwwitje ging naar boven, waar ze zeven kleine bedjes zag. Ze was erg moe en viel in één van de bedjes in slaap. Toen de dwergen thuiskwamen, vonden ze Sneeuwwitje en gaven haar eten. Wanneer de dwergen gingen werken, poetste Sneeuwwitje het huis. Zo leefde ze vreedzaam samen met de dwergen.
Maar wanneer de koningin aan haar spiegel vroeg wie de mooiste was, kreeg ze te horen: "Oh koningin, schoon zijt gij, maar Sneeuwwitje ginder ver over de zeven bergen is veel schoner dan gij". De koningin verkleedde zich als een oude heks en ging met appelen leuren. Sneeuwwitje had medelijden met de leurster en kocht wat van de appelen, waarvan ze niet wist dat die vergiftigd waren. Sneeuwwitje beet in de appel, waarna er een stuk in haar keel bleef steken en ze flauwviel. Toen de dwergen thuiskwamen, maakten ze een glazen kist en legden Sneeuwwitje erin. Een ridder die daar voorbijkwam, was ontroerd door Sneeuwwitjes schoonheid en vroeg aan de dwergen of hij het meisje mocht meenemen. De dwergen wilden dat aanvankelijk niet, maar stonden het uiteindelijk toch toe. Onderweg vloog het stuk appel uit de keel van Sneeuwwitje, waardoor ze weer bij bewustzijn kwam. De twee reden naar het kasteel van de ridder en trouwden daar. De koningin werd ook uitgenodigd. Men zette voor haar schoenen op de kachel. Bij haar aankomst moest ze de gloeiende schoenen aantrekken en dansen tot ze doodviel. Sneeuwwitje en haar ridder leefden nog lang en gelukkig.

Bron

K. Bruynseels, Leuven, 1991

Commentaar

7. Sprookjes
antwerps (nijlen)
14
fabulaat

Naam Overig in Tekst

Sneeuwwitje    Sneeuwwitje   

Naam Locatie in Tekst

Nijlen    Nijlen