Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

WLUYT0084_0084_42569

Een sage (mondeling), 1956

Hoofdtekst

Vlak bij ons was een bos en daar sliepen 's nachts heelder kladden duiven. Op nen avond trokken we daar eens henen, want ik was nen echten stroper en daar had ik toch eens geren onder geschoten. We weren met vieren met een geweer en dan was daar Boriske nog bij. Da menneke hakkelde en we zeien: "Boriske, gij moet de lantaarn mer dragen." "Ja, ja, ja", zei die, "zzall ikke da wwwol dodoen." En wij op gank. Toen kwamen we daar aan ne vijver waar veul paling in zat. Op ne keer waren we haver aan 't pikken en 't was zo warm dat we paling gingen vangen. We hadden die vijver afgelaten en met wannen schepten we. En elk had twee manden paling. Na, we hadden den lanteren aangestoken, want da mocht nie te dicht bij die duiven zijn, om die niet op te jagen en daar zien we ineens den tienurenhond staan. Een van die vier schoot er van deur en de drij achterna. Boriske blies zijn lanteren uit en ie riep: "loloopt toch zezzo rap nnie." Toen kwamen we thuis zo wit als een laken aan en onze vader zat daar kaart te spelen met een paar ander boeren en die moesten lachen. Dat zijn na vier grote manskerels met een geweer en ene met ne lanteren en da ga lopen lijk klein jong. Maar ik had het er sindsdien niet meer op.

Beschrijving

Een stroper trok 's nachts samen met drie vrienden naar een bos waar veel duiven zaten. Toen de mannen bij een vijver kwamen, schepten ze daar elk twee manden paling. Plots zagen de mannen daar de tienurenhond verschijnen, waarna ze snel wegliepen.

Bron

W. Luyts, Leuven, 1956

Commentaar

1.5 Plaaggeesten
antwerps (land van turnhout)
313
memoraat

Naam Locatie in Tekst

Arendonk    Arendonk