Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

FBECK0132_0132_156 - De ongeboren hand

Een sage (mondeling), 1947

Hoofdtekst

Ik heb mijn ouders dikwijls horen vertellen van twee kwezelkens en hun 'maagd' die hier in 't dorp woonden. Dat waren zo brave mensen, die zouden alles weggegeven hebben. En op een avond kwamen daar twee begijnen vragen om te slapen en die mensen waren blij dat ze ze konden helpen. Maar het meisje betrouwde dat niet en ze bleef op en ze kroop op de bakoven om ze af te loeren. En middernacht stonden die twee begijnen op en ze deden een kist open daar haalden ze een mensenhand uit en aan iedere vinger staken ze een kaars aan en ze 'klapten' maar van de ongeboren hand. Toen gingen ze buiten en het meisje sprong af en ze grendelde de deur toe en toen deden die buiten lelijk. En 't meisje wilde die kaarsen uitdoen maar dat ging niet en toen wou ze haar meesteressen wakker maken, maar die sliepen zo vast dat ze van te schudden nog niet wakker werden. Toen riepen die van buiten: 'Geef ons alles terug, anders doen we een groot ongeluk gebeuren. Als ge melk op de kaarsen giet, dan gaan ze uit, en eerder kunt ge uw meesteressen toch niet wakker krijgen.'En ze was blij dat ze dat kwijt kon geraken en toen gooide ze de hele boel aan een venster uit. Dat waren heksen en die konden niets als ze die hand niet hadden. Toen werden de meesteressen ook wakker.

Onderwerp

SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste    SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   

Beschrijving

In Neerrepen woonden twee ongehuwde vrouwen met hun meid. Op een avond klopten er twee begijnen bij hen aan, die vroegen of ze een slaapplaats voor de nacht konden krijgen. Omdat de twee vrouwen van nature zeer gastvrij waren, stemden ze onmiddellijk toe. De meid vertrouwde de begijnen echter niet en kroop 's nachts op de oven om hen te bespieden. Om middernacht stonden de begijntjes op en ze openden een kist waaruit ze een mensenhand haalden. Aan iedere vinger van de hand staken ze een kaars. Ondertussen praatten de begijnen de hele tijd over "de ongeboren hand". Toen de begijnen naar buiten gingen, sprong de meid snel van de oven en vergrendelde de deur. De begijnen merkten dat ze niet meer naar binnen konden en begonnen te roepen en te tieren. Toen de meid de kaarsen probeerde te doven, wilde dat maar niet lukken. Ze ging snel naar boven om haar meesteressen wakker te maken. De vrouwen waren echter met geen geweld wakker te krijgen. De begijnen riepen: "Geef ons alles terug, want anders laten we een groot ongeluk gebeuren! Als je melk op de kaarsen giet, dan gaan ze uit. Vooraleer de kaarsen gedoofd zijn, zal je je meesteressen toch niet wakker kunnen krijgen." De begijnen waren in wezen heksen, die geen enkele macht meer hadden wanneer ze hun hand kwijt waren. Het meisje was blij dat ze de hand met de kaarsen naar buiten kon gooien. Op dat ogenblik werden de meesteressen wakker.

Bron

F. Beckers, Leuven, 1947

Commentaar

2.1 Heksen
zuid-limburgs
Ouders van de informant
fabulaat
De ongeboren hand doet denken aan de 'dode hand' waarvan bij de bokkerijders vaak sprake is bij hun toetreding. Ook de kaarsen herinneren aan het ritueel van de eedaflegging van de bokkerijders.
Cfr. Gierlichs, W., De geschiedenis der bokkerijders in 't voormalig land van 's Hertogenrode, Roermond - Maaseik, 1939, p. 118

Naam Locatie in Tekst

Neerrepen    Neerrepen   

Plaats van Handelen

Neerrepen    Neerrepen