Hoofdtekst
Ha, en dan dat vel, dan waren van die grapjassen die dat vel droogde, voor ... weerwolf te spelen. En dan bonden ze dat met hennepkoord - de vrouw, kijk, waar de vrouw dan metwerkte, hé, die maakte dat zoveel, totdat bekans een kostuum was, verstaat der, en dan deech die dat aan. V: (jamaar, dat werd ook gebruikt voor de lui te beroven.) Jaja, maar kijk, dat war weerwolf, dan trokken ze zich dat aan, en waar ze opsprongen, die ging tasten hé, verstaat der, en die voelde dan dat vel, jä en dan was dat echt een dierenvel, verstaat der, en zo speelde die weerewouf.
Beschrijving
Vroeger hingen grapjassen een gedroogd koeienvel om hun rug om de mensen als weerwolf te bespringen.
Bron
P. Knabben, Leuven, 1970
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (maasvallei)
K/XVI/-
fabulaat
Bandopname
Naam Locatie in Tekst
Kotem