Hoofdtekst
I En van de weerwolf, hebt ge daar veel van gehoord?27 Ja, ze zeiden altijd als we dinge en dan ‘kékde’ (= schreeuwde, jankte) ergens iets, altijd als een kat of iets ‘kékde’, dan zeiden ze: "Dat is de weerwolf. Ga nit uit! Ga niet uit, want hij vangt jullie," zeiden ze dan. Dat was altijd, het weinigste wat ze zeiden. En wij mochten ’s avonds niet uit. Ik heb die drie (kinderen) van ons ook nooit uitgelaten, hoor! Die zijn ook nooit weggegaan.27 Maar heel vroeger hebben wij daar nooit, ik heb nooit van een weerwolf gehoord. Ik wist dat ze ons bang maakten met die, en ik heb ook nooit ene gezien, hoor! Dat wil ik wel zeggen, ik heb nooit ene gezien en heksen ook niet.
Beschrijving
Vroeger maakten de mensen hun kinderen bang met verhalen over de weerwolf. Als men ergens een kat hoorde janken, dan sprak men tot de kinderen: "Ga niet naar buiten, want hij vangt jullie!"
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (groot-riemst)
27G 413
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zichen-Zussen-Bolder