Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

FRAMO0147_0147_26425

Een sage (mondeling), 1975

Hoofdtekst

En ja, mijn vader kwam toen een keer van zijn werk. En ja, ‘k was toen nog geen grote oude. En we woonden toen, maar ja, ge hebt dat niet geweten zeker, waar dat Margriet gewoond heeft, die hier nu in ’t einde (op het einde van de straat of de rij huizen) woont. Zij heeft ginder op de Keiberg gewoond né. Ge weet wel waar dat de weduwe Maes gewoond heeft, e wê ze woonde daar. Niet ver vandaar, er stond daar een huis, en ja, er was daar een bos en er stond daar een huis tegen dat bos. Maar ik kan niet meer zeggen zie, hoe dat zij lijk noemden. En dat was bij nacht altijd al de deuren en de vensters die openvlogen. En die mensen, en ja, die mensen durfden daar lijk, ja, ze waren benauwd né. En mijn broer is nog gegaan voor te gaan slapen. Hij werkte daar op ’t hof waar dat die van Wildemeerschens woont, waar dat, die van, Margriets broer gewoonde heeft, die daar dood is né. Dat was toen een Vandevivere die toen daar woonde en mijn broer heeft daar nog, dat huis stond niet ver van daar, ’t stond alzo nevens een bos. En dat was ook alzo, er durfde daar niemand meer gaan slapen. Als dat bij nacht was né, al die deuren en die vensters gingen open. En dat was leven, ja een leven. En ja ze wisten ook niet wat dat dat was né. Ten einde, ze kwamen benauwd. En ze durfden nooit, dat vrouwmens en die vent en die jongens durfden daar niet meer slapen, ze gingen naar Sieuwkes gaan slapen. Dat was toen Marietje Sieuw die toen daar, dat Marietje die daar woonde al…, die daar dood is. Ge weet wel dat ze daar een keer dat ding gevierd hebben, Marietje en haar vent. E wê dat Marietje woonde toen daar, in dat huis waar dat Margriet Schier gewoond heeft. Maar ja, als dat enige dagen geduurd had, zij gingen naar de geestelijken né. Zo vaneigen, er was toen een die hier kapelaan was, ’t was een van Beitem, die hier kapelaan was. En hij is gegaan en hij heeft daar zitten lezen, zeien ze, dat de druppels zweet van hem liepen. Ja, dat hij zo moest lezen.’t Moet algelijk zijn dat er toch wat kwaad bestond né. Anderszins was ’t niet geweest daarvan né, hij ging algelijk… ’t moet algelijk zijn dat ’t groot kwaad was né. En ze zijn toen niet meer gewarig (ondervonden) geweest. ’t Was gedaan.

Beschrijving

Een man moest op de terugweg van zijn werk altijd door een bos waar een huis stond, waarvan de ramen en deuren openvlogen. Niemand durfde in dat huis te slapen omdat het er spookte. Een kapelaan heeft dat huis op een dag overlezen tot hij helemaal bezweet was.

Bron

F. Ramon, Leuven, 1975

Commentaar

1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (ieper)
6
Vader van de informant
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Beselare    Beselare