Hoofdtekst
32 Zjèf van Raenkes (= † Jozef Savenay, Krukstraat 4), is ook nog een nummer (= is me er ook nog zo eentje), hé. Zjèf van Raenkes, hé. En daar was … Vroeger gebeurde dat ook nog al eens dat ze in een put sprongen, hé, de wijven zo. Dat was ook ‘dèk’ (= dikwijls), hoor.15 Ja?32 Ja, of dat was dan ook weer, wijven wat dan veel aan de hand (hadden): alle jaren een kind, de armoe.15 Zoals dat was.32 En dikwijls ook lastige mannen, hé. En dan ging ‘mèm’ dan met - dat was haar nicht - Leen van Pojtje (= † Helena Tilkin - Palmans, Krukstraat 6) van de smid daar in Meer. Dat was ‘mèm’ haar nicht en die liepen, waren altijd ‘met een’. Maar zonder licht, ga maar eens … En vader maakte … En toen waar die van … woonden, daar was zo een gangske (= verdwenen zijwegje van de Bodemstraat), daar hebben we ook gelopen als we naar nonk Eèvraar (= † Everard Kerkhofs - Onclin, Bodemstraat 17) gingen. Zo een gangske en de halve tijd durfden we niet zien. Je verging van de angst, hé. Ja, er zat niks, hé, maar dat was zoiets geheimzinnig, hé. En toen was er een wijfke in de put gesprongen daar. En dat was een put en rond de put stond dan ‘vjùllèrre’ (= vlierbomen) voor het water fris te houden en koel in de ‘kille sjoai’ (= koele lommer). En dan zat Zjèf in de struiken toen die daar opkwamen. Maar die heeft die dikwijls doen gaan (= die heeft die dikwijls doen lopen gaan), hoor! [gelach] "Grietje komt terug," zei hij dan, ‘kékde’ (= riep) Zjèf. Ja, dan waren ze al vertrokken, hé! Die durfden daar niet meer op- of afgaan, hé.
Beschrijving
Vroeger gebeurde het weleens dat een vrouw van ellende in de waterput sprong. Twee vrouwen die water gingen halen, werden bang gemaakt door een grapjas die zich tussen de vlierbomen rond de put had verscholen.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (groot-riemst)
32G 450
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Val-Meer