Hoofdtekst
Matille Cazaux haar vent, Florimond, een in braaf mens he, en ’t had vergaringe geweest van de drukkers en je (= hij) was hij daar ook naar toe geweest. En je (= hij) kwam hij maar niet were. Maar waar blijft mijn vent toch, zei Matille, - De dag was al in de lucht en je kwam hij aan. - En pertang (= nochtans) een brave vent wè, maar je (= hij) was verleid geweest van de waternekker he. En ’t zweet liep azo van hem sé, azo verleid zijn. Een gehele nacht heeften (= heeft hij) in ’t bosje rondgedoold. Nooit heeft die vent ’s avonds nog willen naar ’t stad gaan.
Beschrijving
Een man die 's avonds terugkwam van een vergadering van de drukkers, raakte verdwaald door toedoen van een waternekker. Pas bij het ochtendgloren kwam de man helemaal bezweet thuis. Sindsdien is de man nooit meer 's avonds naar de stad geweest.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
1.1 Watergeesten
west-vlaams (kamerlingsambacht)
7
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Stene