Hoofdtekst
Tovenaars, z’hadden boeken dervoren, de zwarte ermonsche, noemde dat. En dat is waar gebeurd. Te Keefs, ’t was daar een jongen die n’m ossan bezig hield met boeken lezen, en zijn broers waren gegaan naar Hondschote kerremesse en ’t was ommekeer een wind dat je peisde dat heel ’t huis ging ommevallen en ’t vielen gloeiende ijzers uit de schouwe en de moeder liep naar buiten om te kijken wat dat er gebeurde en als ze buitenkwam, ze zag nietend. En ze zei tegen één die passeerde dat ’n moste de deken gaan halen, en den deken kwam en hij las daar, en hij vroeg of dat ze boeken hadden. En de moeder zei dat heur zeune vele boeken las en den deken keek erin en hij zei: “Dat zijn boeken die julder niet en dienen”. En hij heeft dien boek meegepakt en dat was toen gedaan.
Beschrijving
Een jongen zat zoals steeds in zijn boeken te lezen terwijl zijn broers naar de kermis waren. Opeens stak er een hevige wind op, die het huis haast deed wegvliegen. Toen er ook nog gloeiende ijzers uit de schoorsteen vielen, liet de moeder de deken komen. "Hebben jullie hier boeken in huis?" vroeg de deken, waarop haar moeder antwoordde dat haar zoon altijd zat te lezen. Nadat de deken de boeken had bekeken, zei hij: "Dat zijn boeken die jullie niet dienen". De geestelijke nam de boeken mee.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (franse grens)
407
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Beveren