Hoofdtekst
Frederik Tytgat, nen boer die jonk gebleven was kost oeok toeoveren, zeien ze. J had nen hoeop bisskopskleren wegzitten in nen koffer. Van als hie die an had, had ie macht. Men mochte zien kleren overal steken woa men wilde, je vond ze altijd were. Ne keer liepen zijn peerden weg met ne woagen. Zij peizden allemoal dat ne doeod was. Mo als zijn peerden stille stonden, kroeop ie van onder zijne woagen ol lachen. Als ze peizden dat er niemand thus was en ze giengene kijken, zat ie met een skoeon zwart vromins ip ziene skoeot en ie kamde heur hoar. Van met da je binnen was, was da vromins ol weg. Ze zeien dat ne dao mee leefde. As ne zien bisskopskleren an ha en ie gienk deur nen hoeop lijnzoad, ton stonden zijn voeten en zijn tenen erin. Dat is eigenoarodig, want lijnzoad leeft en loeopt altijd were toe. Ze zeien dat ie ommegienk met den duvel.
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
In Sint-Baafs-Vijve woonde een boer die bisschopskleren bewaarde in een koffer. Zodra de boer die kleren had aangetrokken, bezat hij toverkracht. Waar men de kleren van de boer ook verstopte, ze doken altijd wel terug ergens op. Toen de boer op een dag van de paardenkar was gevallen, geloofde iedereen dat hij dood was. Toen de paarden stilstonden, kroop hij echter lachend van onder de wagen. Wanneer men geloofde dat er niemand thuis was op de boerderij, zat de boer met een mooie zwarte vrouw op zijn schoot, wiens haren hij kamde. Zodra er iemand binnenkwam, was die mooie vrouw verdwenen. Als de boer zijn bisschopskleren droeg en door een hoop lijnzaad liep, dan stonden zijn voetafdrukken erin. Men geloofde dat de boer omging met de duivel.
Bron
R. Callens, Leuven, 1968
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (tielt en izegem)
350
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Sint-Baafs-Vijve   
Plaats van Handelen
Sint-Baafs-Vijve