TBERG0111_0112_21964

25H’ De mensen gingen daar henen (naartoe) voor speen. Ja, en die gaan naar de doktoor (dokter) ook, en dat genas niet. En ze gaan naar hem en dat genas nondedomme. x En wat deed die daar dan mee?25H’ Ja, dan gaf hij iets mee van die flesjes die hij daar aan de boom had hangen.x Ja?25H’ "Neemt daar zoveel van", zei hij, "en dan ben je genezen." (?) Awel, die heeft de mensen genezen, het speen het meest van al. "Zijn vrouw," zei hij, "die had van alles aan de hand." Dan dit en dan dat en de doktoor die kwam. Goed, nu was het zo wijt (ver). "Ja maar," zei hij, "wat zou dat zijn," zei hij. "Ja maar," zei hij , "daar moet ik dat voor doen denk ik zo." (?) Allé, dat zei hij daarna tegen mij. (?) Zo heeft hij het mij verteld. Liegt hij tegen mij, ja dan lieg ik ook. Ik zeg maar hetgeen hij vertelt heeft.x Ja.25H’ Awel, zoiets dat kon die allemaal. Ik zeg: "Jongen, daarom krijg jij zoveel volk over de vloer." Ik zeg: "Jij kan van alles," zeg ik.x Mmm.25H’ Ik zeg: "Ik meende dat er niks van waar was?" "Maar dan kan jij zo’n dingen ook al," zei ik. "Maar ja," zei hij, "je weet dat ook wel. Die maskes (meisjes) enzo die durven allemaal zo goed niet komen." Ik zeg: "Nee, die betrouwen jou niet goed." Ik zeg: "Die hebben zo’n beetje een raar oog op jou." Ik zeg: "Maar als je genezen bent, ben je genezen," zeg ik.x Ja.25H’ Als ze zeggen: "Ga maandag hier door het straat," je gaat daar door als je genezen bent.x Mmm.25H’ Als je ziek bent, een gezonde moet je dat niet zeggen, want die zegt: "Jullie met jullie prul." Maar tegen ene die ziek is of iets mankeert, die doet van alles.x Ja.25H’ En ’t is daarmee dat ik zo van alles… Maar die, die is nog maar een aantal jaren dood. Die was wel een beetje ouder dan ik, maar hij heeft hij toch lang geleefd ook. En awel, die kon van alles, de mensen wisten dat allemaal. Dat die van alles kon. En als je nu zei: "Maar hoe doe je dat toch, van een horloge stil te leggen en daarna gaat ze toch weer."x Ik zou het niet weten.25H’ En daar stond ik bij.x Ja.25H’ Het is niet dat ik alles vertel wat ik heb horen zeggen. Dat heeft hij verteld als ik in mijn rolstoel lag. Met mijn accident, hoe lang is het geleden. Toen was hij er nog. Ik zeg: "Jongen, je speelt met je duiven," zeg ik. "Kan jij die niet thuishouden dan en die ringen daar af doen," zei ik. "Ah nee," zei hij (?) "Dat is goed, want anders kon hij daar toch ook weer mee foefelen," zei ik. Ik zit daar niks mee in, met daar iets tegen te zeggen. "Ja," zei hij, "maar dat gaat toch niet." Ik zeg: "Ja maar, kan je die niks geven dat die harder vliegen." "Ja maar, ik speel goed," zei hij. Hij moest die niks meer geven, hij zal die ook wel niks gegeven hebben. Hij had wel alle medicamenten, hij kon de mensen wel genezen. Wat zou hij zijn duiven niet kunnen doen vliegen hebben. Zo zit dat hier, zo zijn er verschillende mannen geweest, die hier zo gezeten hebben.x Mmm.25H’ Maar die vallen eens door de mand, op de duur. Dat ze iets verkeerd doen, en dat ze niet rap genoeg zijn. Als je nu op de televisie ziet, wat dat die mensen allemaal kunnen. Ik heb overlaatst nog zitten kijken wat ze allemaal kunnen. Dat je peist (denkt): "Hoe is het mogelijk." En het gaat toch.x Ja.25H’ He, dat zijn allemaal trucjes. Het is niet dat daar hekserij of spoken of zo mee gemoeid zijn met zoiets.x Nee.25H’ De rappigheid, de rappigheid. En weten hoe je het moet doen. (?) Maar vroeger waren de mensen zo slim niet. Waren er toen al slimme mensen, dat weet ik niet. x Dat zal ook wel.25H’ Weet je wat ik dikwijls gezegd heb, als ik vroeger mee ging. Nu kom ik niet meer buiten. "Wat een slimme mensen dat er vroeger waren," zei ik. Er waren vroeger zoveel slimme mensen. Ga maar zien in de kerken. Ga maar eens zien in Duitsland in die kerken, wat daar allemaal ligt van vroeger, van die mensen en die graven en ik weet niet wat nog allemaal. Dat dat daar in die kerk ligt. En dat je zegt: "Hoe is dat nu mogelijk dat ze dat vroeger konden." (?) Zo moeten er vroeger heel slimme mensen geweest zijn, heel slimme mensen. Maar dat er op doctoraal gebied veel slimme mensen geweest zijn, dat weet ik niet. Dat moest allemaal uitgevonden worden. Maar er zal nu veel gedaan worden dat ze vroeger niet durfden doen. He, want vroeger durfden de doktoors (dokters) niks geven. Ik heb van zijn leven niks anders van de doktoor gezien als een flesje met een beetje gekleurd dingen in. En dat moest jij drinken en dan kon je overleven. En nu, het minste dat je nu hebt. Maar ik neem nu aan dat dat ook komt door hetgeen dat er in de lucht hangt en hetgeen de mensen eten.x Mmm.25H’ Ik denk het, ik denk het dat het zo komt.

Een heksenmeester die mensen kon genezen, ging flesjes aan houten balken om het sap uit het hout op te vangen. Mensen die aambeien hadden, werden door dat middeltje genezen.

T. Bergen, Leuven, 2003

2.2 Tovenaars

vlaams-brabants (groot-aarschot)

25H'

fabulaat

Langdorp    Langdorp