Hoofdtekst
6 En dat, dat is duidelijk belerend, zo.I Jaja.6 Dus, iedere keer komt er precies een zedenlesje in, hé.I Ja.6 Bijvoorbeeld, het eerste verhaal, dat is: één van zijn kinderen wordt geroofd door Titan de aardtrol en er wordt onderhandeld, en hij is een beetje gierig, en hij heeft andere gebreken, dus, hij is een beetje krenterig. Hij had alles wat nodig was, Obéron, maar toch bewaarde hij angstvallig een kistje met goudstukken onder zijn bed. Soms, als iedereen sliep, haalde hij dat koffertje boven, zette het op zijn knieën en met zijn slaapmuts op telde hij zijn geld met blinkende ogen. Dat was één gebrek dat hij had, en het tweede gebrek was dat hij zijn vrouwtje een beetje te mollig vond, zo een beetje ...I Jaja.6 Een beetje dik zo, hé, ze had een blozend gezichtje, ze was wat zwaarder, hé. Dat staat mooi bij een kaboutervrouwtje, Obéron wist dat wel, maar hij had een keer een elfje gezien, een slank elfje, en daarom ... En één van zijn kinderen wordt gestolen door die trol en er wordt over onderhandeld en hij moet al zijn geld afgeven voor die ..., voor de ... Neen, zijn vrouw is gestorven. Hij moet al zijn geld afgeven om Lotje - ze heet Lotje - terug te krijgen. En hij geeft al zijn geld, hij geeft al zijn geld af, enne, en hij wil nog één goudstukje achterhouden.I Ja.6 Maar hij wou ..., en hij vraagt aan Lotje, hé: "Mag ik niet één klein goudstukje achterhouden?" "Neen, neen," zegt ze, "je moet dat ook afgeven." En dus, die, die stoute trol is weg met zijn geld, maar (hoest), maar vanaf die dag was Obéron zijn twee gebreken kwijt: hij was niet meer krenterig en hij vond Lotje het mooiste vrouwtje van de hele put.Op de terugweg liep hij de hele tijd naast haar en liep hij te fluiten.Het is moraliserend, hé.I Jaja.6 Maar ‘t is een klein, leutig verhaaltje zo, ...I Jaja, maar ...6 Er komen bijfiguren, maar ‘t is dus wel voor de ..., voor het moraliserende.I Jaja.
Beschrijving
Kabouter Obéron bewaarde onder zijn bed een kistje met goudstukken, hoewel hij alles had wat hij nodig had. Naast zijn liefde voor geld had Obéron nog een ander gebrek; hij vond namelijk dat zijn vrouw Lotje wat te dik was. hoewel een mollig blozend gezichtje mooi was bij een kaboutervrouwtje, vond Obéron de slanke elfjes mooier. Toen Obérons vrouw was gestorven, moest hij al zijn geld afgeven om haar terug te krijgen. Daarna was de kabouter zijn twee gebreken kwijt; hij had geen geld meer en hij vond Lotje de mooiste vrouw die er bestond.
Bron
W. Bode, Leuven, 2001
Commentaar
7. Sprookjes
west-vlaams (blankenberge)
6C'
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Obéron
Lotje
Lotje
Obéron   
Lotje   
Naam Locatie in Tekst
Blankenberge