Hoofdtekst
De man van Brouwers Marie zien ich nog in de kerk zitten. Die woor van een groot bedrijf. Die had de naam dat er ene weerwolf als knecht had. En die goeng elken avond uit, achter de hagen in 't veld en een beetje daarna koom (kwam) er als enen hond daarachter uit. Get (wat) daarna gongen ze kijken en ze vonden zijn kleër, maar hem hadden ze nooit meer gezien. Dat was de wèrewolf.
Beschrijving
De knecht van de familie B. verdween elke avond achter een haag om dan in de gedaante van een hond weer tevoorschijn te komen. Toen men even later ging kijken, vond men de kleren van de weerwolf. De weerwolf zelf, heeft men echter nooit meer gezien.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (bilzen)
468
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Mopertingen