Hoofdtekst
Min moeder ging ne keer lindebloemen gaan trekken, en ze moste met d’andre die meewaren over een beke, en ’t lag daar een planke over, en oese over die planke ging, ze zagen daar een schone witte aande (eend) in ’t water zitten, en ’t wos ton nog veel armoe, en ze zeien me gaan ze pakken, en delen ton. "Houd mi vaste, zei min moeder, ‘k ga ze pakken," maar lik of dat ze gi ging gaan grijpen, ommettekeer die aande wos weg, en ze wos niet meer onder ’t water, dat water ruttelde niet, en ’t wos daar niet dat bougeerde (bewoog).
Beschrijving
Enkele vrouwen die lindebloemen gingen plukken, moesten over een plank de beek oversteken. In het water zagen ze een mooie witte eend zitten. Omdat er toen nog veel armoede was, besloten de vrouwen de eend te vangen en het vlees te verdelen. Eén van de vrouwen zei: "Hou mij vast, dan zal ik ze vangen". Zodra de vrouw zich bukte, was de eend spoorloos verdwenen. Ze zat ook niet onder het water, want men zag geen luchtbellen.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (ieper)
129
Moeder van de informant
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zillebeke