Hoofdtekst
’t Er was ’t Eichem een hof die toebehoort tot ’t hospice van Gent, en ’t woondegen daar nen boer die daar beneên in de meers paarden lopen had, en die paarden werden alle nachsten bereên, en in de plek van te winnen, verteerdegen ze, en ze besloten van wacht ’t houden. En z’hadden wacht g’houden aan de bolje; en ’s nachts komt er een madam toe op een hespen been, op de bolje en ze gaat direkt naar de paarden en ze rijdt te paarde; maar zijn knechten die dat bewaakt hadden, hadden dat hespebeen gepakt en ze gingen ermee naar ’t hof. En als haren toer kwam dat ze moest rijen zag ze dat haar hespenbeen weg was, en z’is naar ‘ ‘t hof gegaan, en z’heeft daar schoon gesproken voor haar te geven; dat ze ’s anderdaags moest in ’t huwelijk treden en dat ze van Engeland gekomen was, en dat ze niet weg en kost zonder haar beentjen, maar dat ze van leven nimmer naar Eichem en zô komen. Z’en hebben ze nimmer gezien en hun paarden en werden nimmer bereên.
Onderwerp
SINSAG 0782 - Das gefundene Sieb (Muschelschale, Buttermulde).   
Beschrijving
Op een boerderij in Eichem woonde een boer wiens paarden iedere nacht werden bereden, waardoor de dieren sterk vermagerden. Op een nacht besloot de boer in de weide de wacht te houden. Zo zag de boer samen met zijn knechten een vrouw op een hespenbeen aankomen. De vrouw stapte van het been en begon de paarden te berijden. Intussen namen de knechten dat hespenbeen mee naar de boerderij. Toen de vrouw weer wilde vertrekken en haar hespenbeen niet meer vond, kwam ze naar de boerderij, waar ze uitlegde dat ze de volgende dag in Engeland zou trouwen en daar niet kon geraken zonder haar beentje. Nadat ze had beloofd nooit meer naar de boerderij in Eichem te zullen komen, kreeg ze haar been terug.
Bron
M. Van Der Linden, Leuven, 1964
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
oost-vlaams (denderstreek)
739
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Appelterre-Eichem   
Plaats van Handelen
Eichem   
Engeland