Hoofdtekst
De mensen waren daar gepijnd van vroeger. Dat was een keerse in een rape en in een zwijneblaze staken ze ne stok en ze deien dat weg en were en dat maakte geruchte. Als ik ne jongen ware heb ik daar zelve nog gepijnd van geweest aan de Watermolen. ‘k Deie ene helen ommetoer aan de kruisstrate rond.
Beschrijving
Een doodkaars was een uitgeholde raap met een kaars erin. Soms zwaaide men ook heen en weer met een stok waarop men een zwijnenblaas had gestoken. Bij de Watermolen werd een jongen bang gemaakt door dergelijke grappenmakers.
Bron
W. Van Houcke, Leuven, 1970
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
west-vlaams (houtland)
88
Kindertijd van de informant
memoraat
Naam Overig in Tekst
Watermolen (Werken)   
Naam Locatie in Tekst
Werken