Hoofdtekst
Peejge Leute, dat was een kleen kleen ventje, hij was wel bekend in de streke, hij ging rond van boer tot boer met berkenbezems en hij kreeg ’t eten omdat het een fraai ventje was, hij was van rond Klerken.En zegt Peejge: “’k Heb daar al de kanten van Loker geweest en ‘k sliepen daar bij den karton, maar ten was daar niet leutig. De karton zei: “’k Heb daar twee peerden en egen (tegen) dat het twaalve is, ‘k heb er drie, en als die ure gekomen is, ’t waren er drie en me beraden elkaar, ik en de karton en me zeggen: “Me gaan de smid oproepen” en ze deien dat peerd beslaan, omdat het geen ijzers aanhadde en ’s nuchtends als ze opstaan om koffie te drinken, de boerinne staat op en z’hadde twee ijzers aan heur handen en twee ijzers aan heur voeten. Dat was de boerinne die betoverd was, en z’hebben naar de paters moeten gaan daarvoren.15515
Onderwerp
SINSAG 0640 - Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
  
Beschrijving
Een man uit de buurt van Klerken leurde in Watou met berkenbezems. Op een dag vertelde de leurder een bizar verhaal: "Toen ik in Lokeren vertoefde, bleef ik op een nacht in een stal slapen bij een paardenknecht. In de stal stonden twee paarden. De knecht vertelde me dat er omstreeks middernacht altijd drie paarden in de stal stonden. Om twaalf uur besloten de knecht en de leurder naar de smid te gaan om het derde paard te laten beslaan. De volgende ochtend liep de boerin rond met ijzers aan haar handen en aan haar voeten. Omdat de boerin betoverd was, is men met haar naar de paters geweest".
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (franse grens)
312
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Watou   
Plaats van Handelen
Watou   
Kerken   
Lokeren