Hoofdtekst
Ene was 's avonds in Mal in de bemme (= beemden). Opeens spring(t) de weerwolef op hem uit. Hij houwt met zijne maalplag (= zakdoek) noa hem, en die weerwolef scheurt hem uit zijn haan (= handen) en loop(t) weg. Wei de man thuiskwam verteldeter het tegen zij(n) broer, wa-ter allemaal aan e hand gehad had, en wei die weerwolef hem de maalplag uit zijn haan (= handen) gescheurd had. En zij(n) broer begint te lachen, toen zagter nog e vetske (= vezeltje) in zijn taan (= tanden) hangen. 'Doe-se bees(t), zeiter, 't bes tich gewees(t)!'
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Op een avond werd een man in de beemden van Mal aangevallen door een weerwolf. Toen de man een zakdoek naar de muil van het dier gooide, liep de weerwolf weg. Bij zijn thuiskomst vertelde de man aan zijn broer wat hij had meegemaakt. Daarop begon de broer te lachen. De man zag dat er een vezeltje van de zakdoek tussen de tanden van zijn broer hing, en riep verontwaardigd: "Jij bent het geweest!"
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tongeren en omstreken)
1006
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Sluizen   
Plaats van Handelen
Mal