Hoofdtekst
De menschen zeien overtijden dat er daar benachte altijd een droef (stout, kwaaddoend) vrouwmens passeerde met een kapmantel aan. En zij was op gang ten twaalven ‘k wen weeten niet wuk (wat) dat ze dei (deed).
Beschrijving
Omstreeks middernacht liep op straat iedere dag een boosaardige vrouw met een kapmantel rond.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (franse grens)
186
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Beveren