Hoofdtekst
Miete Cornellie was een kasteelvrouwe van Moorsele. Ze was niet getrouwd of was van heuren vint geskid, en ze leefde met verskillende vinten. Ze was wok in een club van framassons. Oet ze nu ip sterven lag, wilde ze zich bekeren en nen paster roepen, mo oender weuge sproeng er nen groeoten zworten hond voor de koetse waar de paster in zat en ’t peerd liep weg en de paster was gekwetst. Ze zeien dat den hond nen duvel was voe den paster tegen te hoeden. Miete had voor dat ze dood gienk heur testament laten maken. Ze gaf biekan ol heur geld weg an arme minsen en gestichten. Mo de andere erfgenamen voerden dat testament niet ut. Enige jaren na heur dood verskeen de gedaante van Miete were in den hof van heur kasteel, heel in ’t wit gekleed. Ze hèt wok nog ne keer verskenen in de vorm van een zwien, da tierde. Ze hèt bluven verskien en were keren toet dan ol heur winsen vulbrocht waren. Nu luwt (luiden) het nog eeuwig ip de kerke voor heur.
Onderwerp
SINSAG 0933 - Begegnung mit dem Teufel, welcher verschiedene Gestalten annimmt.   
Beschrijving
Een kasteelvrouw die relaties had met verschillende mannen, was bij de framassons. Toen de vrouw op sterven lag, liet ze de pastoor komen. Onderweg sprong er echter een grote zwarte hond vóór de koets van de pastoor, waardoor het paard wegliep en de pastoor gewond raakte. Men geloofde dat de zwarte hond de duivel was, die de pastoor wilde tegenhouden. Vóór haar dood had de kasteelvrouw een testament gemaakt, waarin stond dat al haar geld naar de armen en naar liefdadigheidsinstellingen moest gaan. De familieleden voerden het testament echter niet uit. Enkele jaren na haar dood verscheen de kasteelvrouw in witte kleding in de tuin van het kasteel. Ze is ook nog een keer verschenen in de gedaante van een zwijn dat veel lawaai maakte. De dode is blijven verschijnen tot het testament werd uitgevoerd.
Bron
R. Callens, Leuven, 1968
Commentaar
4. Historische sagen
west-vlaams (tielt en izegem)
432
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Pittem