Hoofdtekst
‘k Heb ik vroeger nog bij een boer gewrocht, toe Pito Vergauwens. En dat ze daar kernden dat ze wilden (zoveel ze wilden) in plekke van butter ’t was stroent (stront) dat ze hadden. Dat was van eigen (natuurlijk) ook betoverd van een he. En ze gingen naar de geestelijken. De pasters hebben de macht wè! Dat was vroeger gelijk nu, en nu gelijk vroeger. En ze kunnen de kwaan hand leggen ook wè (hoor), de pasters. ‘k Zijn benauwd ik van under (hen). Maar die geestelijk, ’t was een pater geloof ik, en j’overlas hij dat. En zeiten, je moet een aker (emmer) ale (beer) d’rin gieten en kernen, en ’t was de schoonste butter van de wereld. Azo hebben ze zider (zij) geholpen geweest.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Bij een boer kon men door toedoen van de kwade hand geen boter meer karnen. Er lag altijd mest in het botervat. Een pater kwam de melk overlezen en sprak tot de boer: "Je moet een emmer mest in het botervat gieten en dan karnen". Nadat men dat had gedaan, kon men weer moeiteloos boter maken.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (kamerlingsambacht)
187
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Leffinge