Hoofdtekst
Den eeuwigen jager. “Kijk”, zeien ze ’s navonds, “hij gaat allichte (algauw) passeren”. Die was een verwensten ddie altijdreke hel zijn leven moste rondvliegen. Dat was een groot ding met vlerken en dat passeerde al ronken. ’t Was entwanneer in Januari, enen keer op ’t jaar als ’t stijf woei.
Beschrijving
De eeuwige jager was een verwenste man die heel zijn leven moest rondvliegen. Het was een groot ding met vleugels dat 's avonds ronkend voorbijkwam. Men zag de eeuwige jager eenmaal per jaar in januari wanneer het hard waaide.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (franse grens)
89
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Stavele