Hoofdtekst
Barbaraatje Dissaert was een oud vuul wuveke. En ’t ging dood. D’Hooghens van Beernem kwamen ip da postje (kleine hofstede) weunen. Da was daar doenkre en vuil. Amenekeer ip ne nacht zagen ze daar entwien en da was Barbaraatje Dissaert. Ze waren wreed benauwd maar amenekeer zagen ze heur deur één van de draineerbuizen in de muur, die dienden voor de verluchtinge, kruipen en z’hèn da nooit nie meer gezien.
Beschrijving
In een krotwoning woonde een oud vuil vrouwtje. Nadat het vrouwtje gestorven was, kwamen er andere mensen in de krot wonen. Op een nacht zagen de nieuwe bewoners het dode vrouwtje door één van de verluchtingspijpen in de muur kruipen. Daarna heeft men het vrouwtje nooit meer gezien.
Bron
P. Vandewalle, Leuven, 1968
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (o van houtland)
218
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ruddervoorde